Volgens de Algemene Onderwijsbond (AOb) blijkt het kapitaal uit de jaarrekeningen. De gemiddelde solvabiliteit, dat is het vermogen om aan schulden te kunnen voldoen, is 60 procent, stelt de bond. Dat is ruim boven de norm van 45 procent.Volgens de AOb bestaat het overgrote deel van het vermogen uit tegoeden bij de bank ter waarde van 1,8 miljard euro. De bond is nijdig op het ministerie van Onderwijs, omdat het departement zou weigeren gedetailleerde cijfers openbaar te maken. De bond stapt naar de rechter als de gegevens nog langer uitblijven.

Volgens de organisatie zijn de scholen in het basisonderwijs en het speciaal onderwijs de rijkste van Nederland. „Ze zijn kampioen oppotten”, aldus de AOb dinsdagmorgen.

De vakbond concludeert dat het ministerie is „geschrokken van de enorme vermogens bij basis- en speciaal onderwijs”, en zegt dat het ministerie de cijfers pas openbaar wil maken in een brief aan de Tweede Kamer, om zo te voorkomen dat in de ogen van het ministerie „er in de media een verkeerd beeld wordt gegeven over de reserves.”

In totaal zouden alle scholen samen, dus bijvoorbeeld inclusief middelbare scholen en universiteiten, een vermogen van 9,6 miljard euro hebben. De AOb verzet zich niet tegen alle reserves bij basisscholen, maar vindt wel dat een groot aantal instellingen te veel spaart.

Directeur Henk Vos van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) laat dinsdagmorgen weten een nuance in de cijfers te willen aanbrengen. „Hoeveel van die miljarden aan vermogen bestaat uit publiek geld, en hoeveel is uit bijvoorbeeld schenkingen ontvangen? Dit persbericht kan suggereren dat alle scholen rijk zijn, terwijl sommigen wel degelijk de eindjes aan elkaar moeten knopen.”

Daarbij is er volgens Vos soms ook sprake van ”fictief vermogen” omdat investeringen in bankjes, stoelen en computers volgens hem door het ministerie ook als kapitaal worden gezien. „Dat wil dus nog niet zeggen dat het vermogen beschikbaar is om uit te geven.”