Afslanking EU heeft prioriteit
Effectieve besluitvorming in Brussel is in een uitgebreide EU van groot belang, schrijven mr. C. G. van der Staaij en drs. E. J. Brouwer. Maar ze vinden het simpelweg versterken van Parlement en Commissie daarvoor niet de wenselijke weg. Volgens hen heeft de afslanking van de Unie en terugdringing van Brusselse regelgeving prioriteit.
Vorige week is Van Mierlo als Nederlandse regeringsvertegenwoordiger uit de Europese Conventie gestapt, de denktank die zich bezighoudt met de toekomst van de Europese Unie. D66’er Van Mierlo was onder paars II benoemd tot regeringsvertegenwoordiger. Inmiddels draait het kabinet-Balkenende op volle toeren. Het heeft ook een Europa-visie op papier gezet. Van Mierlo vond die visie echter van een terughoudendheid getuigen die hij vanaf het begin van de Europese integratie niet tegengekomen was. Die visie wilde hij niet uitdragen.
De notitie waarop Van Mierlo afhaakte, was deze week in de Tweede Kamer aan de orde. Het was de bouwsteen voor het eerste grote Europa-debat met de nieuwe regering. Een uitgelezen moment om je positie ten opzichte van de Europa-koers van het kabinet uiteen te zetten. Betekent een nieuw kabinet ook een andere blik op Europa? Ja en nee.
De SGP-fractie is blij met de visie van het kabinet dat te veel Europa niet gewenst is. Volgens de regering is het zinvol om te kijken of de Unie zich in het verleden met zaken is gaan bezighouden waarvan we nu vinden dat die eigenlijk best door de nationale staat behartigd kunnen worden. Dat is een terecht punt. Denk slechts aan de bemoeienis van Brussel met sport, onderwijs, cultuur, volksgezondheid en diverse vormen van flankerend beleid. Ook heeft staatssecretaris Nicolaï van Europese Zaken betoogd dat Brussel een verregaande mate van detailleerzucht aan de dag legt: als Brussel regels opstelt, moeten dat heel algemene regels zijn, die door de nationale lidstaten verder uitgewerkt kunnen worden. Als Nicolaï zich hiervoor sterk maakt, kan hij op onze steun rekenen.
Alleen het noodzakelijke
Al deze kwesties zijn te herleiden tot twee vragen: Waar mag Europa zich wel en waar niet mee bezig houden? En als Europa zich ergens mee bezig mag houden, in welke mate dan? Naar de mening van de SGP zijn die vragen zeer urgent, zeker nu de uitbreiding met tien Oost-Europese landen voor de deur staat. Eind oktober, begin november moet daarover de knoop in Brussel worden doorgehakt.
Eerst een opmerking over onze algemene houding ten aanzien van de EU. De EU moet alleen optreden als de aard van de problemen dat nodig maakt. Denk aan de grensoverschrijdende milieuproblematiek. En áls de EU optreedt, dan primair door middel van afspraken en consensus tussen de nationale ministers. Dus niet zo dat (minderheden van) lidstaten overstemd kunnen worden.
De EU moet zich zeker met het oog op de uitbreiding beperken tot het strikt noodzakelijke. Het laat zich gemakkelijk voorstellen dat het nog veel moeilijker is om het met 25 landen eens te worden over beleid en regels dan het al is met de huidige vijftien landen. Voeg daarbij dat de diversiteit binnen de Europese Unie door de uitbreiding enorm toeneemt. Tien landen met een eigen staatkundige en maatschappelijke cultuur, met een eigen regionale oriëntatie, met eigen behoeften en verwachtingen. Maak daar maar eens uniform Brussels beleid en uniforme Europese regels voor! Zonder beperking van Europese bemoeienis op diverse terreinen en van de mate van gedetailleerde regelgeving zou de Unie grote kans hebben om vast te lopen. De SGP heeft in de Tweede Kamer ingestemd met het verdrag dat de uitbreiding mogelijk maakt, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de regering van het bovenstaande serieus werk zou maken.
Conventie beïnvloeden
Een goede mogelijkheid om deze ideeën uit te dragen biedt de Europese Conventie, de denktank waar Van Mierlo uit gestapt is. De Conventie is een verzameling vertegenwoordigers van nationale regeringen en parlementen, en van Europese instellingen. Deze vertegenwoordigers vragen zich tot maart 2003 driftig af hoe de uitgebreide EU er staatkundig uit moet komen te zien. Vervolgens komen ze met een advies, waarover de Europese regeringsleiders zich serieus gaan buigen. De regeringsleiders moeten in 2004 met een nieuw verdrag komen, op basis waarvan de structuur van de Unie aangepast kan worden.
Het laat zich raden dat het met het oog daarop van belang is dat de Nederlandse vertegenwoordigers in de Conventie met uitgewerkte ideeën proberen het advies van de Conventie zo goed mogelijk te beïnvloeden. Dit te meer nu de Conventie niet meer -zoals in het begin- gezien wordt als een apolitieke brainstormclub, die met niet-bindende adviezen zou komen, maar nu door alle lidstaten gebruikt wordt om met het oog op het komende verdrag zo veel mogelijk eigen idealen te verzilveren.
Vervreemdend voor burger
Betekent een nieuw kabinet een andere kijk op Europa? Niet in alle opzichten. De kabinetsplannen kunnen voor een deel ook op onze kritiek rekenen. Dan gaat het om het versterken van de zogeheten communautaire instellingen, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Dat zou leiden tot een effectiever en doelmatiger Europa. Die ministers in de Raad hebben immers zo veel moeite om het samen eens te worden. Deze denklijn was ook al zichtbaar bij het tweede paarse kabinet. Het is echter vooral ook de CDA-lijn, die we tegenkomen in -wat ouder- het CDA-rapport ”Publieke gerechtigheid in de Europese Unie” en in -wat recenter- het boek ”Anders en beter” dat premier Balkenende als CDA-lijsttrekker schreef. In de ogen van de SGP worden in deze visie twee problemen te weinig onderkend.
Ten eerste het probleem van de legitimiteit. De gemiddelde burger identificeert zich niet gemakkelijk met het Europees Parlement en de Europese Commissie. Het Parlement heeft een zwakke electorale basis en bij de meeste mensen gaat geen lampje branden bij namen als Verheugen en Solbes. Voorstellen van de regering om deze instellingen te versterken werken daarom vervreemdend voor de burger. Dat te meer wanneer de Commissie een heuse politieke verantwoordingsrelatie zou krijgen met het Europees Parlement. Alsof de Commissie een democratisch gelegitimeerde regering is en niet de onafhankelijke instelling van door de Raad van Ministers benoemde ambtenaren, die verantwoordelijk is voor het doen van goede beleidsvoorstellen.
Hinken op twee gedachten
Ten tweede het probleem dat communautaire instellingen als de Commissie en het Europees Parlement altijd de neiging hebben om zo veel mogelijk naar zich toe te trekken. Versterking van deze instellingen heeft vaak ook verdieping en versnelling van de Europese integratie tot gevolg gehad. Versterking van deze instellingen leidde tot een Unie die zich met steeds meer beleidsterreinen steeds intensiever bezighield. En is dat nu juist niet wat de regering nog eens kritisch tegen het licht wil houden? In dit opzicht lijkt de regering op twee gedachten te hinken.
De nieuwe regering zou zich moeten realiseren dat draagvlak voor Europese samenwerking vooral bestaat bij de gratie van een primaire rol voor de Raad van Ministers en een herkenbare inbreng daarin van onze nationale ministers die maandelijks afreizen naar Brussel. Daar kan dan vervolgens ook in het nationale parlement over gestoeid worden.
Natuurlijk zal besluitvorming in Brussel doelmatig en effectief moeten zijn. Zeker in een uitgebreide Unie is dat van groot belang. Maar daarvoor is het simpelweg versterken van Parlement en Commissie niet de wenselijke weg. De afslanking van de Unie en terugdringing van Brusselse regelgeving heeft prioriteit. Wij willen de kandidaat-lidstaten niet verwelkomen in een bureaucratische mammoet zonder politiek draagvlak. Wij willen ze entree bieden in een qua takenpakket en regelgeving beperkte Unie, waarin ruimte is voor een herkenbare nationale inbreng van alle lidstaten. Dat is pas anders. En beter.
De auteurs zijn lid respectievelijk beleidsmedewerker van de SGP-fractie in de Tweede Kamer.