Zending en cultuur
Waar het christendom komt, daar is geen plaats voor een andere, heidense, religie. Het christendom laat zich niet vermengen met andere godsdiensten; voor syncretisme geeft Gods Woord geen enkele ruimte. Dat is ook logisch, want het christendom heeft in die zin een uniek karakter dat ”verzoening van de zondaar met God in de weg van voldoening door Christus” in geen andere religie gevonden wordt.
Bekering tot het christendom heeft dan ook ingrijpende gevolgen voor iemands persoonlijke leven en -wanneer een volk(sstam) overgaat tot het christelijk geloof- voor de samenleving. De oude religie, de heidense rituelen die zich hebben genesteld in die samenleving, zullen immers losgelaten moeten worden. In ieder geval -zoals sommigen voorstaan- moeten worden gekerstend.Daarbij doet zich het probleem voor dat de religie van een volk altijd onderdeel uitmaakt van de cultuur. Cultuur en cultus zijn onmiskenbaar met elkaar vermengd. De cultuur, die alles te maken heeft met de identiteit van een volk, de eigen gewoonten en zeden, laat zich niet (gemakkelijk) transformeren. Bovendien is het de vraag of het nódig is de cultuur, de levensbedding van mensen, ingrijpend te beïnvloeden.
Deze discussie is de jaren door al gevoerd, met name binnen de wereld van zending en missie. Een Jood die Christus gaat belijden, blijft immers een Jood. Een Chinees die zich laat dopen blijft een Chinees; blijft onderdeel uitmaken van de samenleving waarin hij leeft, met alle ’eigen-aardigheden’. Zoals een christelijke Zeeuw niet omwille van zijn christen-zijn de klederdracht aflegt, of het plaatselijke mosselfeest mijdt.
Er zal dus onderscheid gemaakt moeten worden tussen cultuur en cultus. Een volk kan, mag en hoeft zijn cultuur niet af te zweren om toch christelijk te kunnen leven. Maar onchristelijke elementen, heidense riten, verdragen zich niet met het christendom en zullen -wanneer de omkering tot het christendom een zaak van het hart is- vanzelf verdwijnen. Gods geboden komen dan tot leven.
Het probleem is natuurlijk veel ingewikkelder, juist omdat cultuur en cultus niet zomaar uit elkaar te peuteren zijn. In zulke gevallen wordt wel geprobeerd de oude gewoonten te kerstenen, een nieuwe, christelijke inhoud te geven.
Op het Indonesische eiland Sulawesi hebben westerse zendelingen geprobeerd de dodenfeesten een christelijk karakter te geven. De gebeden tot de doden werden gebeden tot de drie-enige God, de offers kregen meer het karakter van een gezamenlijke maaltijd. Na verloop van tijd bleek dat de offers in de harten en hoofden van de mensen nog steeds offers waren en de gebeden nog steeds heidense gedachten opriepen. Sterker nog, nieuwe generaties grepen bewust weer terug op de oude cultus.
Dat pleit ervoor om niet te gemakkelijk tot compromissen te besluiten. Anderzijds blijft een cultuur respect verdienen, ook van de christelijke zendeling. Dat respect is niet altijd opgebracht. De zending eiste van de bekeerlingen nogal eens een levensstijl, naar eigen westers model. Op het zendingsveld ontstond dan een christelijke kerk naar Europees model en met typisch Europese gewoonten, leidde soms zelfs tot bizarre situaties. Dat is natuurlijk nooit toe te juichen. Toch gaat het ook te ver om de West-Europese zendeling nu af te schilderen als cultuurvernietiger. Wanneer het koppensnellen onder invloed van Gods Woord afneemt, is dat geen cultuurverlies te noemen.
Het Woord moet voort, over heel de wereld heerschappij krijgen. Maar we dienen als christenen zorgvuldig te blijven omgaan met andere culturen. We mogen nooit vergeten dat ook West-Europa eens onder het Woord gebracht werd en dit langzaamaan een plaats kreeg in de westerse cultuur.
Zending is het doorgeven van het Woord, waarbij het Evangelie onder de werking van Gods Geest het gebod levend maakt. Zending is niet het doorgeven van onze cultuur.