„Doodsteken leerling kon worden voorkomen”
AMSTERDAM - Het verwijt van psycholoog drs. B. van der Meer dat het Technisch College (TeC) in Amsterdam-West het doodsteken van een leerling had kunnen voorkomen, gaat veel te ver. De school had zijn veiligheidsbeleid keurig op orde.
Dat verklaarde directeur B. Engberts van het Utrechtse Vader Rijn College woensdagmiddag voor de KRO-radio. Engberts reageerde op een brief van Van der Meer aan de advocaat van de dader. Daarin zegt de psycholoog dat de dader niet schuldig is, maar dat de school de steekpartij had kunnen voorkomen door ervoor te zorgen dat de jongen wist hoe hij op het pestgedrag van zijn klasgenoten had moeten reageren.De Amsterdamse scholengemeenschap zegt de uitlatingen van Van der Meer geheel voor zijn rekening te laten. De directie heeft na overleg met het openbaar ministerie besloten niet met de psycholoog in discussie te gaan, omdat het onderzoek van justitie nog niet is afgerond.
De 14-jarige Hüseyin P., van Turkse afkomst, die ervan wordt verdacht dat hij op 11 oktober vorig jaar de 16-jarige Marokkaan Youssef Mokhtari neerstak, was volgens zijn advocaat Moszkowicz het slachtoffer van pesterijen. Vier jongens maakten P. het leven zo zuur dat hij uiteindelijk uit noodweer zijn mes heeft getrokken en met zijn arm voor zijn ogen in het wilde weg heeft gestoken.
De verdachte zat pas drie weken op de school. Vier klasgenoten hadden het op hem voorzien en drukten een paar dagen voor de fatale steekpartij nog een brandende sigaret uit in P.’s gezicht. Uit angst nam hij daarop een mes mee naar school. De donderdag waarop de situatie escaleerde, zou hij opnieuw zijn gepest in de vmbo 3-klas. Dat leidde ertoe dat hij buiten de school een van zijn belagers neerstak. Het slachtoffer overleed later aan zijn verwondingen.
Van der Meer, die zich sinds 1988 bezighoudt met het ontwikkelen van preventieprogramma’s tegen pestgedrag, vindt dat scholen met hun leerlingen regels over omgangsvormen moeten afspreken, waarbij ook vastgesteld wordt dat het aangeven van pestgedrag niet als klikken wordt beschouwd. Daarover wil Van der Meer discussie, antwoordde hij woensdag op de vraag waarom hij geen contact met de school heeft gehad voordat hij zijn brief naar de advocaat stuurde. „Ik stel in de eerste plaats het ministerie van Onderwijs aansprakelijk en in de tweede plaats de school.”
De school had de dader toen hij tussentijds instroomde, op de hoogte moeten stellen van het veiligheidsbeleid. „Dan had de jongen geweten wat hij had moeten doen en had deze tragische gebeurtenis nooit plaatsgevonden”, schrijft Van der Meer aan Moszkowicz.
Het ministerie had beter moeten reageren op onderzoeken naar geweld en wapenbezit in het voortgezet onderwijs, zegt Van der Meer desgevraagd. „In 1994 bleek 25 procent van de leerlingen daar een wapen te dragen; bij 5 procent (12.500 scholieren) was dat een pistool. Met dat gegeven is nauwelijks iets gedaan en vervolgens worden er krokodillentranen geschreid als er weer iemand afgemaakt wordt.
Toen ik in 2002 zei dat een schietpartij zoals in het Duitse Erfurt, waar een 19-jarige man zestien mensen doodschoot voordat hij zichzelf van het leven beroofde, ook in Nederland kon gebeuren, werd dat stemmingmakerij genoemd. In januari 2004 was het zover en werd conrector Van Wieren van het Terra College in Den Haag doodgeschoten. Nadien zijn er nog meerdere incidenten geweest.”
Van der Meer wees op onderzoek uit 1997, waaruit gebleken zou zijn dat allerlei antipestprojecten in het basisonderwijs niet effectief waren. Directeur Engberts van het Vader Rijn College vindt echter dat Van der Meer „er wel erg stellig van overtuigd is dat hij met zijn programma het pesten kan uitbannen.” Volgens Engberts besteden veel scholen structureel aandacht aan het probleem en aan het maken van afspraken met de leerlingen.”
„Ik wil een discussie over het feit dat het op scholen nog steeds niet veilig is voor leerlingen”, reageert Van der Meer. „Ik ben hier nu twintig jaar mee bezig en nog steeds ontbreekt het op een aantal scholen aan goed beleid. Ik heb het nu wel een beetje gehad.”