Hoop
„…misschien zult gij verborgen worden in de dag van de toorn des Heeren.”
Zefanja 2:3 Welke hoop hebt u dat u verborgen zult worden in de dag van de toorn van de Heere? Dat die slaande engel aan u zal voorbijgaan? Het is waar, deze enige hoop is er nog over dat u nog bijtijds voldoet aan de heilzame les die de profeet hier aan u geeft in deze tekst. Hij roept ertoe op de Heere te zoeken, want daarop alleen laat de profeet de troostrijke belofte volgen, te weten: „Misschien zult gij verborgen worden…” Die zijn weg wel aanstelt, wil Jehova Zijn heil doen zien. Doch ook daar hapert het helaas.
Trouwens, zocht men de Heere meer, Hij zou ook meer in gunst gevonden worden. Stond men meer naar zachtmoedigheid en gerechtigheid, men zou ook meer vorderen in de dadelijke oefeningen om Gods aangezicht bijtijds te zoeken door ootmoedige gebeden en smekingen over uw zonden en de zonden van land en volk. Gelijk Daniël, moet u daarover verzoening smeken in het bloed van Christus en ook om afwending van Zijn toorn en oordelen. Als u dit betracht, mijn geliefden, kunt u verzekerd zijn dat de Heere u zal vergeven, gelijk een man zijn zoon vergeeft die hem dient. Dan zal de Heere u bewaren als het zwart van zijn oogappel. U mag overkomen wat u overkomt, maar u kunt verzekerd zijn dat de Heere Zijn oordelen aan uw ziel zal heiligen.
Joachimus Mobachius,
predikant te Nijkerk
(”Christelijke zedekunst”, 1741)