Met name CDA-fractievoorzitter Verhagen verzette zich tegen de vraag van GroenLinks-leider Rosenmöller aan het kabinet. Volgens Verhagen waren er geen signalen dat er binnen het kabinet onenigheid was. Zolang een kabinet eenheid uitstraalt, moet de Kamer ervan uitgaan dat er geen bijzondere dingen aan de hand zijn, redeneerde hij. Dat er binnen de LPF-fractie ruzie was, kon hij niet ontkennen, maar dat was een zaak die intern in de Kamer besproken moest worden. Daarover was geen brief en geen oordeel van het kabinet nodig, meende Verhagen.

Toen de CDA-fractievoorzitter suggereerde het verzoek van Rosenmöller door een stemming te willen verhinderen, werd het linker deel van de Kamer furieus. „Nu moet u goed oppassen”, aldus Rosenmöller. „U staat nu op het punt mij het grondwettelijke recht te ontnemen informatie te vragen aan het kabinet. U moet goed weten wat u doet.”

De redenering dat het hier ging om een interne zaak van de Kamer, in het bijzonder van de LPF-fractie, deelde hij niet. „We weten allemaal dat deze brand bezig is over te slaan naar het kabinet. Als staatssecretaris Van Leeuwen van fractieleider Wijnschenk zegt dat hij „helemaal gek” is, kun je toch niet zeggen dat er niets aan de hand is. Het gerommel in de LPF raakt het aanzien van de politiek en betreft dus ons allemaal.”

Ook ChristenUnie-kamerlid Rouvoet vond dat Verhagen het vragen van een brief niet mocht verhinderen. „Als u het onzin vindt, leest u die brief toch gewoon niet.”

Na een schorsing van het debat, waarin de fracties intern beraad konden voeren, gaven de coalitiefracties toe. Verhagen legde zich neer bij het verzoek om een brief, maar gaf bij voorbaat aan van de inhoud ervan „niets te verwachten.”