Muziek

Gelukkig muzikaal huwelijk bedreigd

„We hopen dat je nog vijftig jaar onze chef blijft”, zei algemeen directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest J. Loot onlangs tegen Mariss Jansons bij diens verjaardag. Het tekent de liefde tussen de 65-jarige chef-dirigent en het orkest. Intussen staat volgens Jansons de toekomst van het Amsterdamse muziekgezelschap op het spel.

4 February 2008 16:20Gewijzigd op 14 November 2020 05:31
Mariss Jansons, chef dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest, werd onlangs 65 jaar. De Letse topmusicus staat bekend als een heel gewone man. „Iemand die de muziek vooropstelt en niet zichzelf.” Foto EPA
Mariss Jansons, chef dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest, werd onlangs 65 jaar. De Letse topmusicus staat bekend als een heel gewone man. „Iemand die de muziek vooropstelt en niet zichzelf.” Foto EPA

Momenteel toert Mariss Jansons met zijn musici door de Verenigde Staten. Tot en met woensdag verzorgt hij in San Francisco, Los Angeles, Boston, Washington en New York een reeks van negen concerten met een prestigieus programma.De Let, in 1943 geboren in Riga maar al jaren woonachtig in Sint-Petersburg, blaakt ogenschijnlijk van gezondheid. Overleefde hij ruim tien jaar geleden maar ternauwernood een hartaanval, momenteel heeft hij het drukker dan ooit. Niet alleen met het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO), maar ook als chef-dirigent van het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks in München. Tevens dirigeert hij jaarlijks als gastdirigent de Berliner Philharmoniker en de Wiener Philharmoniker.

Jansons’ 65e verjaardag vorige maand ging niet onopgemerkt voorbij. Op het Amsterdamse gemeentehuis mocht hij een taart komen aansnijden. Koningin Beatrix en kroonprins Willem-Alexander woonden bij wijze van felicitatie een concert in het Concertgebouw bij, en minister Plasterk (Cultuur) toog naar de hoofdstad om met de maestro te lunchen.

De Let geldt als een van ’s werelds topdirigenten. In 2005 werd hij door het BBC-blad Music uitgeroepen tot ”de grootste dirigent van onze tijd”. Hij werd vooral bekend met zijn vertolkingen van 19e- en 20e-eeuws repertoire, zoals van Beethoven, Brahms, Bruckner en Mahler.

Twaalf weken per jaar komt Jansons naar Amsterdam. In die periode wordt er zeer intensief gewerkt: audities van sollicitanten, cd-opnames, repetities, concerten. En daarnaast de tournees, naar onder ander Japan, de VS, de Canarische Eilanden en Londen.

Gewone man
De Let is een heel gewone man. „Een teamworker, geen baas. Een man van de inhoud en niet van de show. Iemand die de muziek vooropstelt en niet zichzelf”, aldus Trouw bij zijn aantreden in 2004. „Eigenlijk is alles oprecht aan deze wereldberoemde dirigent.”

Orkestleden zijn lovend over zijn manier van werken, die getypeerd wordt als gedreven, collegiaal en zeer economisch. De dirigent kiest naar eigen zeggen bewust voor deze opstelling: „Bij een repetitie bestaan geen hiërarchische verhoudingen. Dan ben ik niet ”de baas”. Een repetitie is een muzikale coöperatie. Wij musici delen in elkaars werk, wij zijn elkaars partners, collega’s.”

Een gewone man of niet, de Let levert prestaties op topniveau en weet als geen ander musici te stimuleren. „Jansons is niet alleen een performer die op het podium alles geeft en het beste in musici naar boven haalt, maar ook een onovertroffen concertpedagoog”, aldus muziekjournalist Thiemo Wind onlangs in De Telegraaf. Anderen roemen naast zijn gedrevenheid zijn precisie en uitmuntende voorbereiding.

Zelf weet Jansons waar zijn kracht ligt. Op de vraag van Elsevier wat een dirigent groot maakt, zei hij vorig jaar: „Een innerlijke energie, het vermogen om een orkest te leiden en te verenigen in klank. Wie dat heeft, kan een orkest naar een andere dimensie tillen.” Die innerlijke energie heeft de Let blijkbaar. Maar daarvoor vraagt hij ook veel, van zichzelf en van zijn musici. „Ik wil branden voor de muziek. Elk concert wil ik dirigeren alsof het de laatste keer is.”

Jansons weet zijn musici in zijn enthousiasme mee te nemen. Een van hen, hoornist Jacob Slagter, maakte ook Jansons’ voorgangers Bernard Haitink en Riccardo Chailly mee, en kan dus vergelijken. „Ik heb nog nooit een dirigent meegemaakt bij wie iedereen, van de concertmeester tot de triangel, zo compleet als één man voor één man gaat. Voor Jansons doen we alles”, zegt hij in De Telegraaf. Een andere musicus: „Jansons kan onwaarschijnlijk adequaat repeteren.”

Jansons op zijn beurt roemde eerder het Concertgebouworkest vanwege zijn „muzikale intelligentie.” Bij zijn aantreden in 2004 zei hij: „De muzikanten spelen niet alleen noten, maar ze begrijpen ook wat erachter zit.” Andere zaken die het orkest volgens hem kenmerken zijn: „Een goed gevoel voor stijl, verantwoordelijkheidsgevoel, serieus werkend, een homogene klank, delicaatheid, geraffineerdheid zelfs.” Het klikt tussen de twee: „Het Concertgebouworkest behoort tot de kleine groep musici met wie ik kan praten over mijn gevoelens bij de muziek. We begrijpen elkaar.”

Gevaren
Ondanks deze vruchtbare liefdesrelatie -Jansons vergeleek het eerder met een huwelijk- dreigen er gevaren voor het Concertgebouworkest. Tijdens zijn lunch met minister Plasterk luidde Jansons vorige maand de noodklok. Volgens hem moet de Nederlandse staat het orkest fors meer subsidie gaan geven, omdat het gezelschap anders op termijn in moet gaan leveren op kwaliteit en internationale prestige.

Het KCO wordt algemeen gezien als behorend tot de drie beste orkesten ter wereld, samen met de Wiener Philharmoniker en de Berliner Philharmoniker. Maar het Amsterdamse orkest krijgt de komende jaren te maken met een pensioneringsgolf. Nu al heeft het de grootste moeite om vacatures vervuld te krijgen. Sommige blijven jarenlang openstaan, voor andere zijn vaak drie of meer wervingsrondes nodig.

Het orkest, dat in 1888 werd opgericht, telt inmiddels twintig nationaliteiten doordat het internationaal werft. „Als wij onder Nederlanders niet voldoende niveau vinden, zoeken we in het buitenland. Maar de buitenlanders kunnen elders meer verdienen, zelfs in een tweedeklasorkest”, aldus Jansons in NRC Handelsblad.

Daarom vraagt het orkest voor de komende vier jaar een verhoging van de subsidie met 3 miljoen euro, boven op de huidige 10 miljoen per jaar. Met het geld wil het orkest vanaf volgend jaar de musici 20 procent extra gaan betalen.

Speciale steun
Tegen minister Plasterk heeft Jansons gezegd dat de kwaliteit van het KCO niet vanzelfsprekend is. „Het orkest is niet onkwetsbaar.” Hij is kritisch over de opstelling van het kabinet: „Ministers gaan in het buitenland altijd prat op het Concertgebouworkest, we zijn de culturele ambassadeur van Nederland. Maar het mag niet te veel kosten. En het ene orkest mag niet veel meer krijgen dan het andere.”

Het KCO heeft echter volgens Jansons juist speciale steun van de overheid nodig. „Het is nu eenmaal het beste orkest van Nederland. Dan moet er ook onderscheid gemaakt worden. We verdienen meer wegens excellentie, harder werken, meer stress. De Nederlandse staat heeft voor het behoud van het Concertgebouworkest een zeer grote verantwoordelijkheid.”

In antwoord op vragen van Tweede Kamerlid Van der Ham (D66) liet minister Plasterk eind vorige maand weten dat hij de problemen van het Concertgebouworkest onderkent. Of er ruimte is om de subsidie aan te passen, weet de minster nog niet. „Over het niveau van de toekomstige subsidiëring van het Koninklijk Concertgebouworkest zal ik in september 2008 een besluit nemen, mede op basis van een advies van de Raad voor Cultuur”, aldus de bewindsman.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer