Buitenland

Tsjaad kent geschiedenis van verdeeldheid en strijd

APELDOORN - President Idriss Déby is sinds 1991 in Tsjaad aan de macht, maar de steun voor hem onder de bevolking brokkelt steeds verder af. De couppoging van het afgelopen weekeinde is een verbeterde versie van een eerdere aanval van rebellen op de hoofdstad N’Djamena in 2006. Tsjaad geldt als een van de meest instabiele landen van Afrika.

Mark Wallet
4 February 2008 09:12Gewijzigd op 14 November 2020 05:31
Archieffoto van een lid van het Tsjadische regeringsleger in het grensgebied tussen Tsjaad en Sudan. Foto EPA.
Archieffoto van een lid van het Tsjadische regeringsleger in het grensgebied tussen Tsjaad en Sudan. Foto EPA.

De rebellen hadden het al plechtig beloofd na de mislukte couppoging in april 2006: We komen terug. Toen rukte een van de rebellengroepen onverwachts op naar N’Djamena, wist korte tijd de stad te bezetten, maar werd uiteindelijk verslagen door het regeringsleger. De leiders van de militie bezwoeren toen „slechts een rustpauze in de strijd om de macht” te nemen. Ze lieten weten dat de regering van president Déby vóór de presidentiële verkiezingen in mei 2006 omvergeworpen zou zijn.Dat was te optimistisch. De situatie rond de verkiezingen was zo gespannen dat waarnemers signaleerden dat het land „meer in staat van oorlog dan van verkiezingen” was, maar Déby werd gewoon herkozen. Althans, volgens de officiële uitslagen en met dien verstande dat de verkiezingen waren geboycot door de oppositie.

In oktober 2007 leek het er zelfs even op dat er overeenstemming was bereikt tussen de regering en vier rebellengroepen. De partijen waren het in Libië eens geworden over een staakt-het-vuren en de vrijlating van al hun gevangenen. De rebellen zouden de macht gaan delen met de regering. „Ik garandeer dat alle ondertekenaars zich aan de overeenkomst zullen houden”, liet de Libische leider Moammar Gaddafi weten, alsof Tsjaad geen jarenlange geschiedenis van verdeeldheid en strijd kent. Ook de rebellengroepen vormen vanouds volstrekt pragmatisch allianties. Gaddafi leidde samen met de Sudanese president Omar al-Bashir en Déby de onderhandelingen.

De rebellen hebben woord gehouden, maar dan wel het woord van 2006. Kwam het initiatief bij de vorige coup nog van een militie, nu hebben drie rebellengroepen de handen in elkaar geslagen. De grootste daarvan, de Verenigde Krachten voor Ontwikkeling en Democratie, was ook betrokken bij het vredesakkoord. Aan het hoofd van deze beweging staat Mahamat Nouri, een voormalig lid van Déby’s regering en oud-ambassadeur voor Tsjaad in Saoedi-Arabië. De tweede groep, het Front van Krachten voor Verandering, staat nota bene onder leiding van een oom van president Déby: Timane Erdimi. De derde speler is een splinterbeweging van de militie van Nouri.

De rebellen beschuldigen president Déby ervan zijn eigen volk de Zaghawa te bevoordelen, terwijl dat maar drie procent van de bevolking uitmaakt. Déby zou er vooral op uit zijn zichzelf en zijn naaste medewerkers te verrijken, onder meer via de olierijkdommen van het land. Veel kritiek oogste hij door via een referendum in juni 2005 de mogelijkheid van een ongelimiteerde reeks ambtstermijnen te scheppen. Volgens de oude grondwet bestond er een maximum van twee termijnen en dat betekende dat Déby in 2006 feitelijk had moeten aftreden, omdat hij al in 1996 en 2001 was herkozen.

Zelfs binnen zijn eigen Zaghawavolk is er veel kritiek op Déby. De Zaghawa namen het Déby zeer kwalijk dat hij aanvankelijk steun verleende aan de strijd van de Sudanese regering tegen de rebellen in Darfur. Veel Zaghawa vechten als rebel in Darfur. Déby stuurde bij en ging zijn volksgenoten in Darfur alsnog steunen, maar haalde daarmee weer de woede van Sudan op de hals.

Déby beschuldigt de regering in Khartoem de rebellen in het oosten van Tsjaad te steunen. Ook onafhankelijke waarnemers verklaren dat, hoewel Khartoem stelselmatig elke betrokkenheid ontkent. Omdat de relatie tussen N’Djamena en Khartoem een belangrijke component in de crisis in Darfur is, is de uitkomst van de huidige strijd ook van invloed op de situatie in de West-Sudanese regio.

De uitkomst is ook van directe invloed is op de mogelijkheden voor de 3700 koppige vredesmacht van de Europese Unie, die vanaf vorige week in het land gestationeerd zou worden. De rebellen leken vanmorgen verdreven uit N’Djamena, maar wanneer Déby alsnog het veld zou moeten ruimen, heeft de EU te maken met een nieuwe regering die misschien wel van mening is dat een EU-macht helemaal niet gewenst is.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer