Kabinet moet snel besluiten over noodoverlopen
Het kabinet moet nog voor het eind van dit jaar een besluit nemen over de zogeheten noodoverloopgebieden. Dat zijn stukken land die in geval van zeer extreem hoge waterstanden in de grote rivieren gecontroleerd mogen overstromen. Het is niet redelijk om inwoners van die gebieden lang in onzekerheid te laten.
Dat heeft D. Luteijn, de voorzitter van de Commissie Noodoverloopgebieden, donderdagavond in Ooij bij Nijmegen gezegd. De commissie wees dit voorjaar de Ooijpolder, de Rijnstrangen en de Beersche Overlaat aan als geschikte noodoverloopgebieden. Dat heeft daar tot veel onrust geleid. Luteijn gaf in Ooij voor ongeveer 500 polderbewoners uitleg over de gemaakte keuze.
De commissievoorzitter heeft kortgeleden overleg gehad met het kabinet over de noodoverloopgebieden, zei Luteijn donderdagavond. Het aanleggen van zulke gebieden gaat 1,25 miljard euro kosten, maar het kabinet-Balkenende heeft daar geen geld voor gereserveerd. Dat acht Luteijn niet zo’n groot probleem, aangezien het werk volgens hem pas onder een volgend kabinet ten uitvoer zal komen. Toch heeft hij aangedrongen op spoed met de besluitvorming.
Luteijn pleit voor een aparte wet om de schadevergoeding in geval van gecontroleerde overstroming te regelen. Hij vindt dat de regering daar duidelijk en ruimhartig in moet zijn. „Het laten overstromen van bewoond gebied heeft grote maatschappelijke ontwrichting tot gevolg. Dat moet van tevoren goed geregeld zijn”, aldus de commissievoorzitter.
Luteijn meent ook dat er snel duidelijkheid moet komen over het verschil tussen noodoverloopgebieden en de zogenoemde retentiegebieden. Een retentiegebied kan bij hoogwater extra rivierwater afvoeren. Als zo’n stuk land eenmaal om die reden onder water is gezet kan het daarna niet meer dienen als noodoverloopgebied. Toch heeft onder andere de Ooijpolder in verschillende overheidsstudies die dubbele bestemming. Het besef moet doordringen dat dat niet kan, aldus de commissievoorzitter in Ooij.
Volgens het gemeentebestuur zijn er nu al bedrijven die aarzelen of zij zich zullen vestigen in de polder. Anderen twijfelen over bedrijfsuitbreiding. Dat noemde Luteijn donderdag onnodig: de continuïteit van land- en tuinbouw en het bedrijfsleven blijft volgens hem gewaarborgd, aangezien het risico op een waterstand die een noodoverloopgebied noodzakelijk maakt zich maar eens in de 1250 jaar voordoet. Ambtenaren die om die reden vergunningen weigeren, zoals zou zijn voorgekomen, gaan naar zijn oordeel hun boekje te buiten.