”Vredeswandelaar” vraagt erkenning FARC-rebellen
CARACAS (IPS) - De haat tussen de leider van de Colombiaanse FARC-guerrilla en de Colombiaanse president Alvaro Uribe is de grootste hinderpaal op weg naar de vrijlating van de gijzelaars die de FARC vasthoudt. Dat is de overtuiging van ”vredeswandelaar” Gustavo Montayo, die onlangs te voet van Bogotá naar Caracas trok en wiens zoon al tien jaar gegijzeld wordt.
In een interview met IPS-correspondent Humberto Marquez zegt Moncayo dat de erkenning van de FARC als ”strijdende partij” de guerrilla er misschien toe kan bewegen de meer dan veertig gijzelaars vrij te laten. De Colombiaan wandelde tussen 19 november en 17 januari van Bogotá naar Caracas, de hoofdstad van het buurland Venezuela, waar hij werd ontvangen door president Hugo Chavez.Moncayo legde de 1492 kilometer af op joggingschoenen en met kettingen om zijn hals en zijn armen. Op zijn T-shirt draagt hij het portret van zijn oudste zoon, Pablo Emilio, die in 1997 als korporaal in het Colombiaanse leger werd gevangen genomen door het FARC. Hij is een van de gijzelaars die FARC wil ruilen tegen honderden guerrillastrijders die in de Colombiaanse gevangenis zitten.
De wandelende Colombiaan legde eerder al 3000 kilometer af in Frankrijk, Colombia en Venezuela. Omwille van zijn vreedzame protest is hij al wel eens de Latijns-Amerikaanse Gandhi genoemd. Op zijn tochten wordt hij regelmatig begroet en tegengehouden door mensen die met hem op de foto willen. „Ik was een leraar in een provinciestadje, maar nu kent iedereen me”, zegt Moncayo.
Denkt u, na al die lange marsen, dat de vrijlating van uw zoon dichterbij is gekomen?
„We zijn nog altijd op zoek naar de sleutel om de deur tot dit labyrint te openen. President Hugo Chavez heeft de sleutel tot één deur gevonden. Hij heeft ervoor gezorgd dat twee gijzelaars (Clara Rojas en Consuelo Gonzalez, IPS) vrijkwamen en dat er bewijzen kwamen dat de gijzelaars nog in leven zijn. We moeten nu nog de sleutel vinden voor de grote deur waarachter de andere gijzelaars zitten, onder wie mijn zoon Pablo Emilio.”
Wie is nu eigenlijk verantwoordelijk voor de toestand waarin uw zoon zich bevindt?
„Dat is een lastige vraag. Beide kanten doen hun best, maar tegelijk liggen ze dwars. Wij zitten in dat spelletje gevangen. Om vooruitgang te boeken is er politieke en humanitaire wil nodig. Het algemeen belang moet op de eerste plaats komen. Veel mensen raken verblind wanneer ze aan de macht komen. Ze volgen dan een politiek waarvan ze denken dat die correct is, terwijl de meeste mensen er anders over denken.”
In de politieke crisis tussen Colombia en Venezuela en de presidenten Uribe en Chavez heeft die laatste voorgesteld om de guerrilla te erkennen als strijdende partij, in plaats van hen terroristen te noemen. Denkt u dat dat de vrijlating van de gijzelaars kan bespoedigen?
„Als het Rode Kruis, een onafhankelijke en apolitieke organisatie, dat zegt, dan moeten we dat voorstel ernstig onderzoeken. Als we FARC erkennen als strijdende partij, betekent dat niet dat we hun het land geven. Uribe spreekt al met het Leger voor Nationale Bevrijding (het ELN is een kleinere rebellenbeweging, IPS) en met de extreem rechtse paramilitairen. Waarom dan niet om tafel gaan zitten met het FARC?
Het is triest te zien hoe de toestand wordt bemoeilijkt door de rivaliteit tussen twee mannen (president Uribe en FARC-leider Pedro Antonio Marin, alias ”Manuel Marulanda”, IPS), die elkaar haten en graag wraak willen nemen.”
Wat gaat u doen als deze mars voorbij is?
„Ik heb verschillende plannen. Een mogelijkheid is een groot internationaal team op te zetten dat moet nagaan of de mensenrechten worden gerespecteerd.”
Dat zou betekenen dat die teams de gezondheid van de gijzelaars gaan onderzoeken?
„Ja, dat is essentieel. Het gebekvecht over technische details en woorden doet kostbare tijd verloren gaan. Intussen sterven onze familieleden in de jungle. Het gaat hier over mensenlevens. God verhoede dat we de dag van hun vrijlating niet meer zouden meemaken.”