Kerk & religie

Bidden voor een kopje koffie

Wie kent ze niet, de verhalen van vroeger, toen in veel gezinnen grote armoede heerste? Pakweg honderd jaar geleden was dat onder de eenvoudige bevolking meer regel dan uitzondering. Ziekte, werkloosheid, geen geld voor medicijnen en soms geen eten op tafel.

31 January 2008 10:58Gewijzigd op 14 November 2020 05:30
BARTJE ...geen bruine bonen...
BARTJE ...geen bruine bonen...

De verhalen zijn legio. Je kunt ze vinden in eenvoudige bekeringsgeschiedenissen en levensverhalen van vromen. Oudere lezers zullen dat herkennen uit de gebeurtenissen die zij van hun vader of moeder hebben gehoord. Bidden, terwijl er geen kruimel in huis was en de tafel gedekt stond. Lege borden. Verwondering bij de kinderen. Bidden voor een lege pan, voor een leeg bord? Het gebeurde.En dan gebeurde het ook dat nog voor het amen had geklonken er aan de deur gerammeld werd. Dan stond daar een mand met etenswaar. Of een zak aardappels. Een paar broden. Een doos met van alles van de slacht. Dan werd er gedankt, nog voor men begon te eten. Het brood was hun zeker, hun water gewis. Er zou een dik boek over te schrijven zijn, als al die voorvallen op een rij werden gezet. Wondervolle uitkomsten uit tijdelijke zorgen. Vaak ook uit geestelijke noden. En dan niet eindigen in het wonder, maar in de God van het wonder.

Vondst
Al schrijvend komt mij een man in gedachten, die al enkele jaren juicht voor de troon. Hij had een groot gezin en een kleine woning in het oosten van Rotterdam. Hij verdiende zijn brood met hard werken, naar ik me herinner als schilder. ’s Avonds ging hij wel eens verven en witten om het gezin draaiende te houden. Spreken over zijn armoede? Over zijn soms kommervolle omstandigheden? Nee. Dat wil zeggen, niet met mensen. Hij maakte zijn nood aan het hemelhof bekend.

Op een avond moest hij een keuken witten. Op de plank waar de pannen stonden, zat tot zijn verwondering een papieren rijksdaalder vastgekleefd. Voorzichtig trok hij het bankbiljet los. De weduwe voor wie hij aan het witten was, had het ook niet breed. Ze hebben het geld toen samen gedeeld. De Heere gaf het hun.

Zo zijn er talloze voorbeelden van de zorgende hand van God. Juist ook in arme tijden. Toen ds. J. Juch in 1851 het beroep van de gereformeerde gemeente onder het kruis naar Oosterend op Texel had aangenomen, vroeg de kerkenraad uit hoeveel personen zijn gezin bestond. Waarom? De broeders zouden zorgen voor een gemeubileerde woning en men had bedacht om zo veel stoelen te kopen als er gezinsleden waren… Toch zou het ds. Juch aan niets ontbreken.

Jan Geense (1848-1933), schipper van de Eben-Haëzer, was, zoals toen nog vaak gebeurde, gewend om voor een kopje koffie met koek te bidden. Toen hij eens onverwacht binnen genodigd werd bij zijn huisarts in Nieuw-Lekkerland en daar koffie met iets erbij kreeg aangeboden, liet hij het bidden na. Uit mensenvrees. Maar even later won de godsvrees het van hem. Toen deed hij alsnog een gebed, nadat hij de arts verteld had van zijn huichelachtige overweging om het na te laten.

Kindergebedje
Van ds. L. G. C. Ledeboer is bekend dat hij lang kon bidden voor de maaltijd. Toen hij eens in een gezelschap een zegen voor het eten moest vragen, had de vrouw des huizes de schalen zorgvuldig afgedekt, omdat het eten anders koud zou worden vanwege het verwachte langdurige gebed. Ds. Ledeboer had dat in de gaten en bad toen het bekende kindergebedje van vijf woorden.

Anna de Wachter (1867-1961), bekend als opoe Ruit, was eens op een gezelschap in Herkingen. Daar was ook een ouderling die graag liet horen hoe mooi hij kon bidden. Er werd koffie met koek binnengebracht. De ouderling stelde voor eerst in gebed te gaan. Vrouw Ruit, die van zulke gemoedelijke vroomheid niets wilde weten, had wel zin in koffie, maar kende het bidden van die man wel. „Da’s goed, doe maar een gebed, maar laten we dan eerst maar koffie drinken, want ik houd van een warm bakkie!”

Haar zwager, Gerrit Ruit, die naar Paterson (VS) was geëmigreerd, wist ook van armoede en uitkomst. Toen hij eens een ongeval kreeg en tien dagen zonder inkomsten thuis moest zitten, kreeg hij hemels onderwijs in plaats van opstand in zijn hart. Hij vroeg zijn vrouw samen te zingen: „Wat zal ik met Gods gunsten overlaân.” Er was niets in huis, geen geld, geen eten en geen drinken.

Even later werd er een groot stuk vlees op tafel gelegd. Diezelfde middag stopte er een paard-en-wagen. Of Ruit zijn kelderluik maar open wilde doen; de wagen lag vol kolen. Ruit zei verwonderd dat hij niets besteld had - hij had immers geen dollarcent. Nee, hij hoefde niets te betalen. „Van wie zijn ze dan?” vroeg Ruit verwonderd. „Ze komen van Boven”, zei de man.

Bami
Het kan ook anders. Onlangs vertelde een ambtsdrager me dat hij jaren geleden aan tafel zat bij een man die een lang gebed deed, waarin hij naar gewoonte uitweidde over zijn grote onwaardigheid terwijl er nog weer eten in huis was. Hij zei in te leven niets verdiend, maar alles verbeurd en verzondigd te hebben. Die man had naar het aardse leven nooit gebrek gekend, maar hij bad altijd deze woorden.

Na het amen tilde hij het deksel van de pan op en riep vol afkeer: „Bah, eten we nu alweer bami? Dat hoef ik niet.” Hij stond op van tafel en ging een portie patat halen.

Dan was Bartje in het bekende boek van Anne de Vries eerlijker: „Ik bid nie veur brune bon’n!”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer