Cultuur & boeken

Van moralisme tot ondeugd en humor

Titel: ”De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten”
Auteur: Gerrit Komrij
Uitgeverij: Prometheus, Amsterdam, 2007
ISBN 978 90 446 1057 4
Pagina’s: 1040
Prijs: € 25,-.

Nelleke Scherpbier
30 January 2008 11:26Gewijzigd op 14 November 2020 05:30

Een overzicht van kinderpoëzie bracht Gerrit Komrij bijeen in ”De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten”. Het blijkt niet alleen over gedichten te gaan, maar een duidelijk beeld te geven van de tijdgeest en de visie op de jeugd door de eeuwen heen. Leerzaam én onthullend. In een interview in het populair literaire tijdschrift ”Boek” (dec. 07/jan. 08) omschrijft Komrij zijn bloemlezingen als „boeken die je op je nachtkastje moet leggen om ze af en toe open te slaan voor een mooi gedicht. Zakbijbeltjes ter verspreiding van de poëzie (…)”. Los van het feit of dat de manier is waarop je met een Bijbel zou moeten omgaan, laat deze opmerking zien hoe subjectief een dergelijke verzameling is. Want wat is mooi? Valt de Nederlandse kinderpoëzie samen te vatten in duizend en enige gedichten? En waarom komen sommige gedichten er wel in voor, terwijl andere ontbreken? Het gaat duidelijk om een persoonlijke keuze. Of lezers het daarmee eens zijn, is de vraag die iedere koper zichzelf moet stellen. Representatief is de keuze wel.

Afgeknipte duimen
Bij het doorlezen van de bloemlezing van Komrij is de ontwikkeling op het gebied van kinderpoëzie duidelijk te zien. Van vooral moralistisch en streng, geschreven vanuit de opvoeder, verschuift de norm steeds meer naar grappig en ondeugend, geschreven vanuit het kind.

De modernere poëzie lijkt op het eerste gezicht brutaler. Regelmatig is ze ook grof, waarbij een heel enkele keer zelfs een vloek in een gedicht voorkomt. Zo is er het gedicht ”Engel” van Ted van Lieshout (1955), geschreven vanuit het perspectief van een kind dat zichzelf als engel ziet en voorspelt dat zijn moeder zal sterven, „met veel pijn, voor straf.”

W. P. Razoux (1818 -?) schreef een gedicht over de duimzuiger Reinier. De klerenmaker komt langs en „Hij zwaait zijn schaar. O, welk een schrik!/ Voor de ogen van duimpje-lik./ O, wee! Daar gaat het knip en knap,/ en even als een wollen lap,/ Knipt hij Reiniertje, tot zijn straf,/ Van elke hand een duimpje af.”

Dichters uit dezelfde periode hakken in woorden regelmatig stoute kinderen in stukken of verwijderen ledematen. Dit alles tot lering…

Schemer
Het lijvige boek opent met het gedicht ”Het waren twee koningskinderen”, waarschijnlijk rond 1500 geschreven door een anonieme poëet. „Het waren twee koningskinderen/ Zij hadden malkander zo lief;/ Zij konden bij malkander niet komen,/ Het water was veel te diep.” De jonge held verdronk en het gedicht verhaalt van het verdriet van zijn geliefde, die zich uiteindelijk van het leven berooft onder de uitroep: „Adieu, mijn zuster en broeder,/ Ik vaar der naar ’t hemelrijk.”

Afgesloten wordt met het platte versje: „Wat je zegt ben je zelf/ Met je neus door de helft/ Met je neus door de muur/ Morgen ben je lekker zuur.”

Gelukkig zijn deze twee gedichten niet geheel representatief voor de rest van de inhoud van ”De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten”. Door de eeuwen heen zijn ook juweeltjes geschreven en gedicht voor jonge literatuurfans. Ant. L. de Rop (1837-1895) schreef een herinnering aan grootvader, waarvan de laatste strofe luidt: „Toch bleef in ons hart de herin’ring aan hem,/ Toch zal ons zijn beeld nooit begeven…/ Toch is het nog vaak of ’k zijn heldere stem/ Verneem in de schemer van ’t leven.”

Hans en Monique Hagen (1955 en 1956) schreven een hedendaags gedicht over opa: „Vroeger/ heel erg lang geleden/ was ik net zo groot als jij/ het knopje van het licht / de bel, de kraan/ de koektrommel/ ik kon er ook niet bij/ vroeger/ heel erg lang geleden/ was opa ook een kind/ ik weet niet of het waar is/ of dat hij het verzint.”

Kousen met kuiten
Gelukkig blijken fantasie en humor de bindende factoren geweest te zijn voor volwassenen en kinderen van alle tijden. Zo luidt een straatversje van rond 1800: „Moeder als je me kousen koopt/ Koop me dan kousen met kuiten/ De jongens roepen me spillebeen na/ Zijn dat geen loze guiten.”

Marie Hildebrandt (1881 -?) schreef: „Als heel de wereld appeltaart was/ En inkt de hele zee,/ Dan konden we eten meer dan genoeg,/ maar drinken niet, owee!” En Sandrine Lambert (1974) maakte het parmantige gedicht: „Grote, gele/ boterbloemen/ groeien graag/ in het groene gras./ En ik ben een grote dame/ maar dat zie je/ later pas.”

Opvallend is ”Luilekkerland”, een titel die in alle eeuwen tot verschillende gedichten heeft geïnspireerd, het een nog verleidelijker dan het ander.

Politiek
In de oudere gedichten en versjes is duidelijk af en toe een zweempje politiek meegekomen. Zo werd een kind dat klikte rond 1800 uitgejouwd met het versje „Klikspaan, Armiaan!/ Hij durft niet door het steegje gaan;/ Want ieder zal hem smijten,/ Het hondje zal hem bijten (…)” Hierbij werd verwezen naar de remonstrantse volgelingen van Arminius. Een Zeeuws rijmpje van een paar decennia later luidt: „Wie wil stelen/ En niet hangen,/ Die gaat naar Goes/ En laat zich vangen./ Want de heren van Ter Goes/ Zijn zo zacht als appelmoes.”

Maar het doorgeven van een bepaalde visie is niet alleen iets van vroeger. Hans Dorrestijn (1940) geeft zijn visie op de huidige mode in ”Dikzakken”, een gedicht over een kind dat van dikke jongens houdt en daarom in Artis altijd het eerst naar de olifanten rent. „Ze staan vriendelijk te snoffen/ en eten balen hooi./ Slank dat is de mode/ maar dik is ook heel mooi.”

Realistische afspiegeling
De verzamelde gedichten zijn, zoals de achterplattekst terecht vermeldt, „niet alleen afkomstig uit de ivoren toren of van de lessenaar van de schoolmeester, maar vooral ook van de straat en uit het dagelijks gebruik.” Het was misschien beter geweest als de oorspronkelijke titel waarmee het boek nog steeds staat omschreven op de website van de uitgeverij, ”De Nederlandse kinderpoëzie in 500 en enige gedichten”, was aangehouden. Aan de andere kant is de afspiegeling van mens en maatschappij in het algemeen goed weergegeven in deze bloemlezing: moraal, ondeugd, humor, liefde en fantasie, ze komen er allemaal in voor. Om die reden is het ook realistisch (en onthullend!) dat christelijke poëzie in vroeger eeuwen tot de standaard behoorde en tegenwoordig geheel verdwenen is uit het blikveld van seculier Nederland. De verzameling van Komrij laat dat zien. Wellicht is het een mooie taak voor christenen om duidelijk te maken dat er ook goede christelijke kinderpoëzie is.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer