Rookgordijn rond sedatie
Titel: ”De laatste slaap”
Auteur: Rob Bruntink
Uitgeverij: Atlas, Amsterdam, 2008
ISBN 978 90 5807 371 6
Pagina’s: 112
Prijs: € 15,-.
Met de praktijk van palliatieve sedatie, het opzettelijk verlagen van het bewustzijn van de patiënt in de laatste levensfase, in Nederland is veel mis, aldus het gisteren verschenen boek ”De laatste slaap” van Rob Bruntink. Die heldere stellingname wordt echter maar mondjesmaat onderbouwd. Op 2 juni 2003 arresteert de politie een arts van het Amphia Ziekenhuis in Oosterhout die in het weekend daarvoor aan een stervende patiënt de leedverzachtende middelen morfine en dormicum toediende. De arts zegt het lijden van de patiënt te hebben willen verzachten, maar omdat justitie daar minder van overtuigd is, vervolgt ze de man wegens moord.
De rechtbank in Breda en het gerechtshof in Den Bosch, die zich over de zaak buigen, spreken de arts tot twee keer toe vrij. Vooral de vrijspraak op 19 juli 2005 door het hof in Den Bosch trekt de aandacht. Slechts twee uur heeft het hof nodig om de vrijspraak van de rechtbank te bevestigen in plaats van de gangbare twee weken. De doses morfine en dormicum die de arts toediende, waren dermate laag dat de patiënt daar onmogelijk aan had kunnen overlijden, zelfs al zou dat de bedoeling van de arts zijn geweest, zo oordeelde het hof. Daarmee maakt het duidelijk de vervolging als overbodig te zien.
Wie echter meent dat justitie het medisch handelen rond het levenseinde sindsdien maar op zijn beloop laat, vergist zich lelijk. Zo mag een arts uit Neede op 18 april 2006 de rechtbank Almelo uitleggen waarom hij zijn stervende moeder in verpleeghuis Het Wiedenbroek te Haaksbergen de middelen dormicum en pethidine (een alternatief voor morfine) heeft toegediend. Na een slepend proces veegt de rechtbank op 4 januari dit jaar de aanklacht van moord tegen de arts uiteindelijk van tafel. En hoewel de aanleiding daartoe mede wordt gevormd door de verklaringen van twee vooraanstaande deskundigen -een medisch directeur van een christelijke hospice en een klinisch en forensisch toxicoloog-farmacoloog- zet justitie ook in dit geval de vervolging voort.
Vaststaat daarmee dat justitie het niet zo heeft begrepen op artsen die aan het sterfbed de verdenking op zich laden het leven van patiënten onder het mom van pijnbestrijding te willen bekorten. En terecht!
In ”De laatste slaap” blijft van het beeld van een wakkere Vrouwe Justitia weinig over. Artsen nemen een loopje met het onderscheid tussen euthanasie (gericht op acute levensbeëindiging) en palliatieve sedatie (gericht op bewustzijnsverlaging om pijn in de terminale fase te verzachten), zo betoogt auteur Rob Bruntink, en justitie ziet als een tandeloze tijger toe. Met name buiten de hospices en de palliatieve afdelingen van zieken- en verpleeghuizen verrichten Nederlandse artsen onder het mom van pijnbestrijding veelvuldig euthanasie, aldus Bruntink. De strafzaak tegen de arts uit Neede blijft in zijn boek echter buiten beschouwing. Dat er in Nederland geen strafvervolging meer zou zijn geweest sinds artsenorganisatie KNMG het verschil tussen euthanasie en palliatieve sedatie op 7 december 2005 met een richtlijn afbakende (blz. 78) is dan ook onjuist.
Bruntink geeft toe dat sommige van zijn aantijgingen niet met wetenschappelijk onderzoek zijn te staven (blz. 49). Een geweldige pas op de plaats maakt hij in hoofdstuk 5, met de verzuchting: „Er is nog heel veel (over de werking en toepassing van palliatieve sedatie, JG) niet bekend” (blz. 99), om vervolgens vijf vragen op te sommen die zijn inziens met voorrang moeten worden onderzocht.
De voornaamste: Hoe vaak begint een arts tegen de regels in met sederen als er nog een levensverwachting is van meer dan twee weken? Inderdaad, een cruciale vraag. Des te spijtiger dat Bruntink de lezer het antwoord schuldig blijft.