Veel predikanten op ”Geruchtdag” over Gods boosheid
DOORN - Woede mag weer. Tenminste, volgens godsdienstfilosoof P. J. Huiser. En de socioloog Herman Vuijsje vindt dat verontwaardiging een deugd is.
Vrijdag hield de predikantenbeweging uit het midden van de Protestantse Kerk ”Op Goed Gerucht”, de zeventiende geruchtdag, met als titel: ”God is boos”. De zaal in Hydepark in Doorn zat afgeladen vol.De remonstrantse predikante ds. Kim Magnée (Gouda) zette in haar openingswoord direct de toon. Ze sprak over een tijd waarin God in de kerk „wel heel zacht en hapklaar” lijkt te zijn geworden. „Dat is doorgeschoten en daarom wil ”Op Goed Gerucht” de andere kant van God weer op de kaart zetten. Omdat het van belang is om de angel terug te krijgen in de boodschap. Omdat er zaken te over zijn in onze levens en in onze wereld waarover het oordeel van God klinkt. Omdat het profetisch spreken niet mag ontbreken in de kerk. Omdat we als volwassen mensen niet alleen geaaid willen worden maar ook geprikkeld. Omdat we leven vanuit het vertrouwen dat in het oordeel de genade al verborgen ligt en in de boosheid de weg van de bevrijding.”
Godsdienstfilosoof ds. P. J. Huiser (Lemmer), lid van de stuurgroep van ”Op Goed Gerucht”, zei de woede van God in ere te willen herstellen. „We kunnen de woede niet uit God elimineren. De verwijdering ervan maakt het christelijk geloof tot folklore die gedoemd is te vervagen.”
In zijn verhaal sprak hij met name over het in ere herstellen van de menselijke woede. Hij vond woede een onmisbaar onderdeel van de overlevingsstrategie en vitaliteit van de mensheid. Het is goed om woedend te worden als er onrecht geschiedt. „Een vader die niet in woede ontsteekt als zijn dochter iets aangedaan is, stelt als vader niets voor.” De kerk is in de visie van ds. Huiser verburgerlijkt door tevreden te zijn met een gezellig leven en een veilige wereld. Daarin past geen moralisme. „Daarom wordt een God geconstrueerd Die liefde is en het goede doet.”
De prijs voor een wereld zonder conflicten en moralisme wordt volgens hem betaald door mensen die het leven niet op de rails hebben en door hen aan wie onrecht wordt aangedaan. „Door het lievige beeld van God zetten we mensen in de kou die terecht woedend zijn.
Ds. Huiser zei dat religie er niet is voor mensen die hun leven op de rails hebben, maar voor ontwrichte mensen. Het Koninkrijk der hemelen komt ook niet tot stand zonder pijn en moeite. Het is te zien aan Jezus en de profeten. „Je moet er toch niet aan denken dat Jezus als een softe opbouwwerker in discussie zou gaan met de handelaars in de tempel in plaats van hen woedend weg te jagen!”
Socioloog Herman Vuijsje vindt verontwaardiging een deugd. Een groot aantal verworvenheden in onze maatschappij is voortgekomen uit verontwaardiging. Hij noemt het christendom een combinatie van vertroosting en verontwaardiging. Met instemming haalde hij een predikant van de grote kerk van Tholen aan die fel van leer trok tegen allerlei ondeugden.
De schrijver van het boek ”Tot hiertoe heeft de Heer ons geholpen” zei dat de mensen in de multiculturele maatschappij het er niet zo over eens zijn wat deugden zijn, maar wel over wat ondeugden zijn. Hij noemde geweld, vernedering en de bescherming van vrouwen en kinderen. Deze herkenning zou maatschappijbreed van nut kunnen zijn. „In deze interculturele maatschappij kunnen we een waardenstelsel dat is gebaseerd op ondeugden goed gebruiken.”
De niet-christen Vuijsje pleit voor een herwaardering van het christendom, maar dan vooral van het normenstelsel ervan. Hij ziet een groot gevaar in het ietsisme, dat iedereen in zijn waarde laat, maar tegelijkertijd egocentrisch kan zijn. Hij heeft liever te maken met kerken die duidelijk verschil maken tussen goed en slecht. „Waarom investeren kerken hierin niet meer?” vroeg hij zich af. „De kerk is toch meer dan een mental coach en een opluisteraar van bruiloften en partijen? Kerken moeten assertiever worden. Fatsoen is een groeimarkt.”
Tegelijk ziet hij bij niet-kerkelijke Nederlanders de ontvankelijkheid voor het kerkelijk christendom groeien. Vuijsje acht het denkbaar dat op termijn het verschil tussen wel en niet geloven vervaagt als de kerk en de ontvankelijke Nederlanders elkaar naderen. „Het is niet erg, als we de erfenis van het christendom maar in ere houden.”