Apache jaagt koeien in de sloot
MEEUWEN - Soms springt er een paard over het hek of belandt er een koe in de sloot. Laagvliegende Apaches jagen mens en dier in het Land van Heusden en Altena af en toe de stuipen op het lijf. „De luchtmacht moet oefenen.”
Vier mannen met sterren en strepen gaven donderdagavond op een informatiebijeenkomst in Meeuwen tekst en uitleg aan burgers over de laagvliegoefeningen in de regio. De bijeenkomst, georganiseerd door Henk Poelakker, meerschoolse directeur openbaar onderwijs, en SGP-raadslid A. Burghout uit Aalburg, trok een kleine tachtig bezoekers.Een deel van het gebied tussen Maas en Waal is door Den Haag in 2005 opnieuw aangewezen voor laagvliegoefeningen. Apaches van de vliegbasis Gilze-Rijen opereren daarbij op minder dan 50 meter hoogte. „We zoeken dekking achter boerderijen of bomenrijen”, legde luitenant-kolonel Onno Eichelsheim van het 301-squadron uit. Ook op de Veluwe, bij Eindhoven en in De Peel mogen de heli’s laag over het landschap scheren.
De luchtmacht moet per jaar 4900 vlieguren maken om de ervaring van helikopterpiloten op peil te houden. De gevechtsheli’s maken zo’n 1800 uur boven Nederland, waarvan 600 uur op extreem lage hoogte. De helft van dit „sluipvliegen” wordt boven Aalburg en omgeving uitgevoerd. De Veluwe ligt vanaf de basis in Brabant te ver weg. „We zijn dan een uur onderweg en leren weinig.”
De meeste trainingen doet Defensie in de Verenigde Staten en Duitsland. De Luchtmacht heeft daarom permanent acht Apaches gestationeerd in Texas en Alabama. Piloten hebben de oefeningen op geringe hoogte en tijdens de nachtelijke uren hard nodig. De vijf Nederlandse gevechtsheli’s in Afghanistan opereren tijdens 20 procent van hun inzet op extreem lage hoogte. Ongeveer 40 procent van de Apachevluchten tegen de taliban vindt ’s avonds en ’s nachts plaats. Eichelsheim toonde donderdagavond met videobeelden een paar sterke staaltjes van de vliegende vechtjas in Uruzgan.
De luchtmacht mijdt bij de laagvliegoefeningen de dorpen tussen Maas en Waal. „We vliegen nooit rond de kerktoren”, verzekerde luitenant-kolonel H. Faber. Toch ontstaat voor bewoners regelmatig „ontzettend veel” overlast, erkende het hoofd Bureau Geluidhinder. Defensie probeert gevoelige locaties, zoals boerderijen, natuurgebieden en eendenkooien, te ontzien. „We kunnen echter ook niet altijd slalommen in de lucht.”
De luchtmacht heeft in 2006 uit het hele land circa 6120 klachten gekregen. „Wij beseffen dat we overlast veroorzaken”, verklaarde Faber. „Wij balen er ook van als er een koe in de sloot belandt of als een paard over een hek springt”, erkende Eichelsheim. Defensie belt elke klager die zijn telefoonnummer op het antwoordapparaat achterlaat terug. Eventuele schade wordt vergoed. Een genoegdoening voor geluidsoverlast is in Nederland niet geregeld. „Om dat te regelen moet u bij de politiek zijn”, verwees Faber.
De regio krijgt binnenkort te kampen met nog meer overlast. De transporthelikopters van Soesterberg verhuizen dit jaar naar Gilze-Rijen. Het aantal vliegbewegingen van de basis in Brabant stijgt daardoor. Faber nuanceert de overlast. „Transporthelikopters maken een heel ander soort lawaai. Bovendien vliegen ze vaak veel hoger.”
Het ongeluk met een Apache, die eind vorig jaar een grote stroomstoring in de Bommeler- en Tielerwaard veroorzaakte, houdt de bewoners niet overdreven meer bezig. Een bezoeker vroeg zich af waarom militairen niet even een noodnet hadden aangelegd nadat de Apache tegen een hoogspanningskabel vloog. De chef defensiestaf heeft zijn diensten aangeboden, legden de luchtmachtvertegenwoordigers uit. „Nuon wil echter niet zomaar iedereen aan zijn stroomnet laten sleutelen.”
Gevechtshelikopters vliegen in Nederland nooit met bewapening aan boord, verklaarde Faber geruststellend. De twee motoren van de Apache vallen bovendien vrijwel nooit op hetzelfde moment uit. Bij een calamiteit kan een piloot zijn toestel meestal nog een paar honderd meter verderop aan de grond zetten.
Een vrouwelijke bezoeker verklaarde weinig moeite te hebben met de laagvliegoefeningen. „Als er straks echt iets aan de hand is, kent Defensie dit gebied tenminste goed.”