Sibelius, Deventer predikant en Bijbelvertaler
Hoewel hij in Duitsland is geboren, maakt Caspar Sibelius vooral in Nederland naam als theoloog. Zijn gaven worden onderkend én gewaardeerd. Het blijkt uit benoemingen als lid van de Dordtse Synode en als revisor van de Statenvertaling. Zijn vurige prediking is vooral in Deventer te beluisteren. Meer dan dertig jaar lang gaat hij in deze stad voor.
Eigenlijk heet hij Caspar Sibel. Vlak bij het door de veel later levende H. F. Kohlbrugge bekend geworden Elberfeld wordt hij geboren op 9 juni 1590.Zijn ouders geven hem een strenge opvoeding. Volgens een van zijn biografen zal die in heel zijn leven doorwerken en zichtbaar worden door een uiterst strenge zondagsviering en een gemis aan beoefening van tolerantie.
Caspar gaat studeren. Hij verandert daarbij zijn achternaam in Sibelius. Dat veranderen van de achternaam wordt wel door meer geleerden in zijn dagen gedaan; men kan eruit afleiden dat hij op deze wijze duidelijk maakt dat hij zich tot hen rekent. Daar heeft hij voldoende aanleiding voor, want hij sluit mede dankzij gedegen opleidingen goed bij hen aan. Zo studeert hij theologie in Herborn vanaf 1606 en in Leiden vanaf 1608.
In Leiden maakt vooral de bekende Franciscus Gomarus veel indruk op hem. Onder hem verdedigt Sibelius een disputatie over de predestinatie. Van een andere hoogleraar te Leiden, Jacobus Arminius, moet hij daarentegen niet veel hebben. Hij beschouwt diens leerstellingen als blinde dwalingen.
Na de theologische opleiding te hebben afgerond, wordt Sibelius predikant. Hij is dan nog maar negentien jaar oud. Dat is ook in de zeventiende eeuw een jeugdige leeftijd voor een predikant. Toch is dat geen belemmering voor hem in de uitoefening van zijn ambt.
Ernst
Sibelius’ ernst wordt lang niet door iedereen gewaardeerd. Het blijkt tijdens zijn voorgaan in Gulik, waar hij van 1609 tot 1617 werkzaam is. Op allerlei gebieden wordt hij tegengewerkt, zelfs wordt hij vogelvrij verklaard. Toch versaagt hij niet.
Na acht jaar ontvangt Sibelius een beroep vanuit Deventer. Hij neemt het aan. Op 22 oktober 1617 preekt hij voor het eerst in de Lebuïnuskerk. Hij spreekt nog Duits, maar al een paar dagen later gaat hij in de Bergkerk voor in het Nederlands. Veel problemen geeft dat niet. Blijkbaar heeft hij aanleg voor talen.
Dat kan ook afgeleid worden uit de door hem nagelaten leerredenen, want de Duitser Sibelius bereidt zijn preken in het Latijn voor om ze in het Nederlands uit te spreken. Ze leveren hem verder stof op voor zijn publicaties. Prekenseries over Abraham en Jakob worden uitgegeven. Die over Abraham wordt door Sibelius’ neef Andreas in het Nederlands vertaald en verschijnt in 1635 onder de titel ”Schole der Goddelicker versoeckingen”.
Bekender en veel geliefder is een boek van Sibelius met allerlei christelijke gebeden. Hij draagt het in 1633 op aan de burgemeesters en de schepenen van zijn woonplaats. Heel mooi omschrijft hij het gebed onder meer als een emmer, om uit de fontein van het heil de wateren der vertroosting en verkoeling te putten. Het gebed is volgens hem verder de sleutel van het hemelrijk; medicijn van de zielen; de vreugde van de bedroefden; de sterkte van de zwakken; de hulp van de armen; de spijze van de hongerigen en de drank van de dorstigen. Allerlei gebeden heeft Sibelius opgenomen, altijd met de verwijzingen naar de Bijbelsteksten erbij, want het moet gegrond zijn op de Schrift.
Wie de lijst met onderwerpen doorneemt, merkt dat de schrijver ook een open oog heeft voor de noden van zijn tijd, want behalve gebeden voor de zon- en feestdagen en voor de mensen in allerlei omstandigheden denkt hij aan tijden van pest, honger en krijgshandelingen. Zelfs gaat hij niet voorbij aan ter dood veroordeelde misdadigers, voor wie hij een apart gebed opstelt.
Dordtse Synode
Sibelius is in Deventer een vurig en graag gehoord prediker: hij trekt volle kerken. Hij blijft ijveren voor de zuivere leer. Uitvloeisel daarvan is dat hij veel moeite heeft met niet-gereformeerden en dat hij het de remonstranten, dopersen en ook lutheranen knap lastig maakt.
Zijn orthodoxie en bekwaamheid zijn er de oorzaak van dat hij in 1618 een van de afgevaardigden wordt naar de bekende Dordtse Synode. Hier zal hij zijn leermeester Gomarus weer ontmoeten en zo veel andere belangrijke theologen.
Met zijn 28 jaren is Sibelius waarschijnlijk de jongste afgevaardigde. Hij volgt de vergaderingen nauwgezet en maakt aantekeningen van de zaken die besproken worden. Soms laat hij zich horen tijdens de vergaderingen, zoals die keer dat er gesproken wordt over een nieuwe Bijbelvertaling. Moet men de oude Bijbel herzien, of is het tijd voor iets nieuws? De overgrote meerderheid schaart zich tijdens de besprekingen achter Sibelius’ uitspraak dat het beter is om het gebouw van een nieuwe Bijbelvertaling van de grond af op te trekken dan zich bezig te houden met het herstellen en verbeteren van de wanden van de oude overzetting. Deze visie zal voor hem nog consequenties krijgen als besloten wordt tot de Statenvertaling.
Verder wordt hij samen met onder anderen Godefridus Udemans benoemd in een commissie die onderzoek moet doen naar een kerkelijke kwestie in Hoorn in mei 1619. Hier moet hij het echter laten afweten omdat hij kort ervoor afscheid heeft moeten nemen van de synode in verband met zware koortsen die hem verdere deelname aan de besprekingen onmogelijk maken.
Revisor
In de jaren na de Dordtse Synode wordt Sibelius met een nieuwe taak belast: hij wordt aangewezen als een van de revisoren van de Statenvertaling. Hij zal zich bezig moeten houden met de overzetting van het Nieuwe Testament. Samen met zijn gezin reist hij daarvoor naar Leiden.
Op 16 november 1634 beginnen de vergaderingen in het huis van de hoogleraar Antonius Walaeus op het Pieterskerkhof. Walaeus wordt ook benoemd als voorzitter. Festus Hommius zal secretaris zijn, maar Sibelius wordt zijn plaatsvervanger. Hommius heeft moeite met zijn taak. Soms is hij in gedachten verzonken en vergeet hij bepaalde wijzigingen op te nemen. Sibelius wijdt het aan zijn ouderdom en gebroken werkkracht.
De keren dat hij Hommius vervangt, noteert hij de voorgestelde veranderingen heel precies. Ook heeft hij een eigen revisie-exemplaar waarin alles wordt opgetekend.
In oktober 1635 kan Sibelius weer terug naar Deventer. Uiteraard is ook hij blij dat de Statenbijbel verschijnt. Er is echter een keerzijde, want als hij de tekst controleert en vergelijkt met zijn eigen aantekeningen, merkt hij dat veel verbeteringen niet of niet volledig zijn doorgevoerd. Hij besluit ten slotte zelfs om een aparte uitgave van het Nieuwe Testament op de markt te brengen, waarin zijn notities wel zijn verwerkt. Dat blijkt echter weer tegen het zere been te zijn van de meerdere kerkelijke vergaderingen, die hem ter verantwoording roepen.
Hij blijft ook ander werk publiceren. In 1643 verschijnt een commentaar in het Latijn op Psalm 16. Niet lang erna worden zijn theologische werken in vijf delen uitgegeven.
Vooral blijft hij voorgaan in de kerkdiensten, totdat hij op 10 september 1648 voor de laatste keer preekt. Daarna wordt hij getroffen door een beroerte. Geleidelijkaan wordt zijn gezondheid minder, totdat hij uiteindelijk op 1 januari 1658 in Deventer overlijdt.