De omgevallen boekenkast van Marlene van Niekerk
Titel: ”Memorandum”
Auteur: Marlene van Niekerk; vert. Riet de Jong-Goossens
Uitgeverij: Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2007
ISBN 978 90 214 3316 5
Pagina’s: 200
Prijs: € 17,95.
Een memorandum is een geschrift waarin je je herinneringen noteert. Het kan om een notitieboekje gaan om het geheugen een steuntje te geven. In de roman ”Memorandum” van de Zuid-Afrikaanse schrijfster Marlene van Niekerk (1954) gaat het om de herinneringen van J. F. Wiid uit Parow, nabij Kaapstad. Wiid is een voormalige gemeenteambtenaar die aan leverkanker zal worden geopereerd. In de nacht voorafgaande aan de operatie herinnert Wiid zich een eerder verblijf in het ziekenhuis en probeert hij greep te krijgen op de hoogst merkwaardige belevenissen in dat ziekenhuis. Wiid deelde een kamer met twee andere patiënten, de heer X en de heer Y, die aan weerskanten van hem in bed lagen en gedurende de nacht na hun operatie gesprekken met elkaar voerden.
Deze gesprekken hadden een bijzonder merkwaardig karakter. Soms spraken de beide heren in halve zinnen, soms hielden ze een heel betoog en meestal was hun monologische manier van converseren voorzien van een agressieve lading: „Hun zinnen half, de ideeën aangeraakt en weer laten vallen, een grijpen naar strohalmen, hier een flits, daar een feit, als papiersnippers van de vingertoppen naar elkaar toe geblazen.”
Deze gesprekken maken Wiid in hoge mate nieuwsgierig. Hij hoort woorden die hij niet kent. Alle vreemde woorden die hij hoort krabbelt hij op een lijstje om ze later in woordenboeken en andere naslagwerken op te zoeken. Met een grote gedrevenheid wil Wiid zich de woordenstrijd blijven herinneren: „Mijn behoefte na te gaan wat er die nacht precies was voorgevallen, kan vergeleken worden met hoe iemand probeert om zich een raadselachtige droom voor de geest te halen.”
Het opzoeken van de onbekende woorden gebeurt in de openbare bibliotheek van Parow waarbij de bibliothecaris, Joop Buytendagh, hem als een variant op Mephisto (uit ”Faust”) behulpzaam is. Belangrijker dan het opvullen van de lacunes in kennis is de herontdekking van de taal en via de rijkdom van de taal de bewustwording van de enorme rijkdom en schoonheid van het leven. In het aangezicht van de dood maakt Wiid een belangrijk groeiproces door. Of hij daardoor werkelijk wijs wordt, is echter zeer de vraag.
Fascistische fabrieksfaçades
Voor de Nederlandse lezer is deze roman zelfs in de Nederlandse vertaling bijna onleesbaar. Dat komt door de grote aantallen verwijzingen naar zaken uit de realiteit van Zuid-Afrika. Vermoedelijk zullen maar weinig Nederlanders het groteske ”uilenhuis” van Helen Martens in het Oost-Kaapse Nieuw-Bethesda kennen. Wanneer sprake is van de ”fascistische fabrieksfaçades van de RAU, Unisa en het Tygerberghospitaal”, dan zegt dat de Nederlandse lezer helemaal niets. Dat RAU staat voor Randse Afrikaanse Universiteit is een historisch gegeven, omdat de universiteit inmiddels ”University of Johannesburg” heet. Dan hebben we het nog niet over de motivatie om de façades van deze gebouwen fascistisch te noemen. En wie kent de tot het christelijk geloof bekeerde joodse Zuid-Afrikaan Solly Ozrovech of de waardeloze pornografieauteur Kleinboer?
Van een andere aard zijn de verborgen verwijzingen die duidelijk een ironisch-humoristische bedoeling hebben. In de volgende zin is bijvoorbeeld de Afrikaanstalige auteur Karel Schoeman (wonende te Trompsburg) bedoeld: „[Buytendagh zei] dat het een uitdaging zou zijn om ”Die Treurnis van die Kaap tot by Trompsburg” te schrijven als een lamentatie over het onvermogen van de Bolanders om te bouwen in het licht van de bergen en de Vrystaters in dat van de vlakte.”
De roman ”Memorandum” overziende, is de hoeveelheid verwijzingen naar filosofen, schrijvers, architecten en componisten onvoorstelbaar groot. De schrijfster speelt met het ene verborgen citaat na het andere. Je moet als lezer wel het een en ander van Nietzsche, Heidegger, Deleuze, Lévi-Strauss of Mies van der Rohe gelezen hebben om dit gepingpong te kunnen volgen. Marlene van Niekerk is qua opleiding geworteld in de Europese cultuur en de lezer zal dat weten ook.
Ironische distantie
De grote vraag is welke zin dit vertoon van belezenheid heeft. Tegen de achtergrond van de ontworteling die een ziekenhuisopname altijd betekent en gevoegd bij de ontwikkeling die Wiid dankzij de hem door zijn mede-patiënten aangereikte taal als sleutel tot het leven doormaakt, kan de encyclopedische kennis van wat eminente denkers en kunstenaars hebben geformuleerd en geschapen uiterst zinvol zijn. Helaas doopt de schrijfster Marlene van Niekerk deze gehele geschiedenis in een bad van ironische distantie. De ware ontwikkeling van de eenzame en verknipte mens Wiid ontbreekt. Wat in aanzet substantieel en waardevol is, ontaardt tot een truc en wordt een spel dat alleen nog zichzelf aantrekkelijk vindt.
Opnieuw schetst Marlene van Niekerk -evenals in de romans ”Triomf” en ”Agaat”- het gezinsleven als een moordkuil. De lege plek in haar werk is het kind dat wél gewenst is en opgroeit in een gezin dat naast alle andere dingen een harmonische eenheid probeert te zijn.
In de oorspronkelijke Afrikaanstalige uitgave van deze roman staan om de paar bladzijden afbeeldingen van de schilderijen die de Stellenbossche kunstenaar Adriaan van Zyl (overleden in 2006) tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis maakte. Daarom heet het oorspronkelijke werk ”’n Verhaal met skilderye”. Het verband tussen het verhaal en deze ongelofelijk knappe schilderijen is echter ver te zoeken. Daarom was het een goede inval om bij de Nederlandse vertaling alleen op de omslag (Engels gebrocheerd) zes van deze schilderijen af te beelden. Hiermee is de leegte die ten slotte overblijft, zeer treffend weergegeven.