„Kilometerheffing komt terug”
„De kilometerheffing komt linksom of rechtsom terug in de politiek.” Dat voorspelt Ralph Pans, sinds twee dagen directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en tot vorige week de hoogste ambtenaar op het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Een maand geleden verdedigde hij de integriteit van zijn departement nog te vuur en te zwaard voor de parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid.
Pans werkte vierenhalf jaar als secretaris-generaal op een departement dat altijd in het middelpunt van de belangstelling staat. Hij noemt het „een uitstap die goed bevallen is”, maar heeft nu wel een beetje het gevoel dat hij is teruggekeerd naar zijn oude liefde: de gemeenten.
Op het moment dat Pans vertrok, had de nieuwe LPF-minister van Verkeer en Waterstaat, De Boer, zijn asfaltplannen al gepresenteerd. Er gaat minder geld naar nieuwe treinrails en meer geld naar spitsstroken. De PvdA-veteraan valt er niet van achterover. „Hier hebben we ons het afgelopen jaar al wel op voorbereid. We wisten dat een nieuw kabinet meer belangstelling zou hebben voor meetbare doelen en resultaten op de korte termijn. We waren daarom al bezig met een nieuw uitvoeringsprogramma gericht op het oplossen van knelpunten. We konden de nieuwe minister daarom goed bedienen met de spitsstroken toen hij aantrad.”
Pans ziet er dan ook weinig ’nieuwe politiek’ in. „Stel dat minister Netelenbos was gebleven, dan hadden we de aandacht ook moeten verleggen. Eigenlijk kun je zeggen dat we in de etalage hebben gezet wat we op korte termijn aan resultaat boeken. Het langetermijnbeleid is daarentegen van de etalage naar de werkplaats gegaan. Zelfs als er een derde paarse kabinet was gekomen, zou naar mijn mening deze verandering hebben plaatsgevonden, omdat de burgers het zo willen.”
De voormalig topambtenaar is daarom niet gefrustreerd door de politieke omwenteling, waardoor hij bijvoorbeeld jaren voor niets aan een kilometerheffing heeft gewerkt. „Ook dat zagen we tijdens de formatie al aankomen. Kijk, als ik er niet tegen zou kunnen dat beleid waar ik echt in geloof, sneuvelt, zou ik dit werk niet moeten doen. Het is aan de politici om het beleid te verkopen, en als die er geen brood in zien, houdt het op.
En trouwens, die kilometerheffing komt linksom of rechtsom terug in de politiek. Een of andere vorm van het beprijzen van het gebruik van de weg is onvermijdelijk. Er komt een moment waarop de automobilist zal accepteren dat hij in de spits extra moet betalen. De treinreiziger accepteert ook daluurtarieven bij de spoorwegen en de consument is er allang mee vertrouwd dat stroom overdag duurder is dan ’s nachts.”
Pans begon als 23-jarige als juridisch medewerker bij de Wiardi Beckmanstichting en was twaalf jaar lang wethouder in Zaanstad. Als burgemeester van Rosmalen werkte hij vervolgens vier jaar lang aan de organisatie van die gemeente en daarna deed hij hetzelfde als burgemeester van Almere.
Met een reputatie als verandermanager belandde hij in 1998 als hoogste ambtenaar op het verkeersdepartement. Onder zijn partijgenote Netelenbos reorganiseerde hij de ietwat vastgeroeste organisatie, maar was hij ook nauw betrokken bij de uitbreiding van Schiphol en de Rotterdamse haven. Tevens was hij tijdelijk commissaris bij de NS, nadat Netelenbos de leiding van de spoorwegen had weggestuurd. „Het ministerie is er nu veel meer voor de gewone burger, in plaats voor de ijzeren ring van belangenorganisaties om het departement heen.”
Toen de functie van directeur VNG vacant kwam, greep Pans zijn kans. Niet wegens het nieuwe politieke gesternte, maar omdat een leider „na vijf of zes jaar moet wegwezen. Het effect is dan uitgewerkt en je hebt geen vernieuwing meer in de aanbieding.”
Wat Pans als dagelijks leider van de VNG in de aanbieding heeft, houdt hij nog even voor zich. Duidelijk is echter dat hij een fervent pleitbezorger van sterke gemeenten is. „Al het beleid wordt pas op lokaal niveau succesvol.” Na enige aarzeling geeft de scheidend topambtenaar dan ook toe dat hij blij is dat het beleid van toenmalig VROM-minister Pronk om het ruimtelijk beleid landelijk te regelen, door de nieuwe coalitie is afgeschoten. „Dat mag ik nu wel zeggen, ja.”