Landbouwer zit niet op een eiland
Minister Verburg wil de landbouwsector in vijftien jaar tijd duurzamer maken. Jan van de Lagemaat vindt dat de minister te weinig oog heeft voor de internationale markt waarin de agrarische sector opereert. Ook zijn er volgens hem te veel belemmerende maatregels.
Toenmalig minister Veerman van LNV heeft in 2005 een visie op de toekomst van de Nederlandse agrarische sector uitgebracht. De visie schetst de ontwikkelingen tot 2015 en had als titel ”Kiezen voor de Landbouw”. Veerman stelde daarin de ondernemer centraal en beschreef de ontwikkelingen in en rond de sector. Ook werd ingegaan op wat de overheid doet om ondernemers bij te staan bij de keuzes die ze maken. De visie was helder en to the point.Deze maand heeft ook de huidige minister van LNV, Verburg, heeft deze maand haar toekomstvisie op de veehouderij gepresenteerd. Haar kernboodschap is: „In vijftien jaar moet de veehouderij in Nederland zich hebben ontwikkeld tot een in alle opzichten duurzame veehouderij, met een breed draagvlak in de samenleving.” Haar inzet verschilt in dezen niet met die van voormalig minister Veerman. Deze bewindsman schreef in 2005: „Ondernemen betekent rekening houden met de wensen van de markt, de samenleving en de omgeving.”
Natuurlijk dient de veehouderij haar best te doen voor een breder draagvlak en meer duurzaamheid. Overigens moeten we niet uit het oog verliezen dat er al heel grote stappen zijn gezet richting een duurzamere veehouderij. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de zogenaamde volwaardkip, die een plaats heeft veroverd in het supermarktassortiment.
Beste maatlat
De beste maatlat voor de veehouderij is Gods Woord. Kort gezegd komen hierin twee normen naar voren: 1. Het dier is gegeven aan de mens en mag gebruikt worden. 2. De mens heeft als rentmeester de plicht voor het dier te zorgen.
In de visie van de minister zal in de veehouderij over uiterlijk vijftien jaar naast de mens ook het dier centraal staan. Stallen en bedrijfsvoering zijn tegen die tijd om het dier heen gebouwd op een wijze die wordt gedragen door de samenleving. Het vee vertoont natuurlijk gedrag, krijgt daglicht en ondergaat nauwelijks tot geen fysieke ingrepen. Tegen de meeste dierziekten waarvoor bestrijding verplicht is, kan gevaccineerd worden. Het gebruik van medicijnen is sterk teruggebracht door allerlei preventieve gezondheidsmaatregelen en het fokken van zeer robuuste dieren. Ook doen veehouders dan nog veel meer aan preventie dan nu het geval reeds is. Transsport van slachtvee over lange afstand vindt niet meer plaats. Ten slotte zijn de dieren voor de burgers zichtbaar, ofwel in het landschap ofwel op het bedrijf.
Concurrentie
Een dilemma waar de minister te nonchalant mee omspringt, is het belang van de duurzaamheid tegenover de toenemende internationale concurrentie. We wonen in Nederland niet op een eiland. De minister stelt daarom dat terecht gekozen wordt voor vrijewereldmarkt en afbouw van Europese bescherming. Dat is begrijpelijk, maar de laatste tijd wordt ook duidelijk dat dit een duurzame veehouderij in de weg kan staan. Consumenten en bedrijven kiezen voor de goedkopere importproducten, terwijl bijvoorbeeld kippen in Brazilië niet meer ruimte krijgen dan 400 vierkante centimeter, tegenover 550 vierkante centimeter in Europa. Afbouw van Europese bescherming is daarom niet zondermeer terecht. Duurzame veehouderij zou een impuls krijgen als aan importproducten duidelijke eisen op het gebied van dierenwelzijn gesteld worden.
De minister wil toewerken naar een veehouderij die zich richt op het kwaliteitssegment van de Noordwest-Europese markt. Dat is een goed streven. Concurrentie op prijs kan de Nederlandse veehouderij steeds moeilijker aan. Gezien het grote aandeel van export naar buurlanden is het echter de vraag of er in Noordwest-Europa voldoende vraag is naar de wat duurdere kwaliteitsproducten. Ik mis in de aanpak van de minister daarom de samenwerking met ten minste de buurlanden om verantwoord consumeren, via etikettering en convenanten met marktpartijen, te stimuleren.
Speerpunten
De ambitie van de minister tot 2011 kent zes speerpunten: systeeminnovaties, het welzijn en de gezondheid van dieren, maatschappelijke inpassing, energie en milieu, markt en ondernemerschap en als laatste verantwoord consumeren.
Het is mijns inziens een goede zaak dat de minister de eerdergenoemde speerpunten tot ambities heeft verheven. Of het maatschappelijk aanvaardbaar houden van de intensieve veehouderij op termijn haalbaar is, vraag ik mij echter af. Immers, deze sector is extra kwetsbaar voor dierziektes en zal daardoor nimmer de door de minister vurig gewenste ”openheid” kunnen betrachten. Ik vind het dan ook jammer dat het resultaat van het onderzoek naar de maatschappelijke kosten en baten van de intensieve veehouderij niet in haar nota is opgenomen. Wellicht zouden de resultaten van het onderzoek de maatschappelijke acceptatie van deze sector versterken.
Wat systeeminnovaties enenergie en milieu betreft stuiten vooruitstrevende boeren op belemmerende regelgeving. Deze belemmeringen moeten uit de weg geruimd worden. Verwerking van varkensmest tot een goede vervanger van kunstmest wordt bijvoorbeeld bemoeilijkt zo niet tegengehouden door strenge mestregels. Ik zou graag zien dat de minister hier meer ruimte voor biedt.
De minister wil financieel onafhankelijke boeren. Dat willen ze zelf ook! Boeren willen duurzaam produceren als daar een reële opbrengstprijs en goede afzet tegenover staan. Verantwoord inkopen door de marktpartijen en verantwoord consumeren zijn daarom belangrijk. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor ons allen. Hier ligt ook een verantwoordelijkheid voor de minister: meer investeren in verantwoord consumeren. Een toekomstvisie zonder concrete acties zal een lege huls blijven.
Kortom, er is nog veel werk aan de winkel voor minister en veehouders.
De auteur is veehouder in Woudenberg, commissielid voor de SGP in de Provinciale Staten van Utrecht en raadslid in de gemeente Woudenberg.