Gefascineerd door superstormen
Als klimatoloog houdt hij zich intensief bezig met het onderzoek naar de risico’s op superstormen in het Noord-Atlantisch gebied. Zijn vrije tijd besteedt hij gedeeltelijk aan de digitalisering van het oeuvre van klassiek-gereformeerde theologen uit de zestiende en zeventiende eeuw. Hoe denkt dr. ir. Henk van den Brink (34), wetenschappelijk onderzoeker bij het KNMI, over de relatie die zij leggen tussen meteorologische verschijnselen en de voorzienigheid? „Gods bedoelingen kunnen wij lang niet altijd achterhalen. Wij zijn immers geen profeten.”
Hij is gefascineerd door superstormen, schreef er twee jaar geleden een opzienbarend proefschrift over, maar houdt zijn emotionele betrokkenheid bij het onderwerp wel graag binnen de perken. Zijn hart begint niet sneller te kloppen als de barometer een stevige noordwester aankondigt, en hij voelt op zo’n moment al helemaal niet de neiging in zich opkomen om met zijn vrouw en twee kinderen naar de kust te gaan voor een confrontatie met wind en water. „Daar ben ik misschien te nuchter voor”, lacht Van den Brink.Welk weertype heeft uw voorkeur?
„Ik houd van rustig herfstweer. Al die kleuren in de natuur en de geur van de herfst bij vochtig weer, daar geniet ik van.”
Leeft u als klimatoloog dicht bij de natuur?
„Minder dan mijn collega’s die op de weerkamer werken, denk ik. Zij gaan op vrij directe manier met het weer om: schijnt morgen de zon of is er bewolking? Ik probeer de gegevens over weer en klimaat te abstraheren naar een wetenschappelijk niveau en probeer te onderzoeken hoe allerlei fysische processen zich afspelen en elkaar beïnvloeden.”
Wat boeit u daarin?
„Wat mij telkens weer intrigeert, is het feit dat de wetmatigheden die zich in de natuur in alle grootschaligheid voordoen, ook waarneembaar zijn op uiterst kleine schaal. Als je naar satellietbeelden van de Atlantische Oceaan kijkt, zie je structuren in de atmosfeer die je ook tegenkomt als je in een kommetje water roert. In zowel het grote als het kleine treffen we dezelfde mechanismen aan.”
Verwijzen zulke wetmatigheden naar de hand van de Schepper?
„Niet per definitie, maar persoonlijk zie ik er wel iets in van Gods grootheid. De stroming in een kopje water kunnen wij mensen beïnvloeden, maar die in de atmosfeer of de oceaan niet. Daar zijn we veel te nietig voor. Zoals een dag voor God is als duizend jaren, zo is de beweging in een bekertje water voor Hem als die van een oceaan.”
U doet onderzoek naar superstormen in het Noord-Atlantisch gebied. Hoe bent u die op het spoor gekomen?
„Sinds honderd jaar worden op de meteorologische stations langs de kust veel weerkundige gegevens verzameld. Daardoor weten we vrij nauwkeurig onder welke omstandigheden de stormvloed van 1953 plaatsvond. Hoe zeldzaam was die? Via ingewikkelde rekenmethodes weten we dat zo’n stormvloed zich bij gelijkblijvend klimaat eens in de 500 jaar voordoet.”
„Om erachter te komen welke soorten depressies in het Noord-Atlantisch gebied mogelijk zijn, gebruiken we geavanceerde klimaatmodellen waarmee sterke computers aan het rekenen slaan. Met hulp van deze modellen en elegante wiskunde zijn we in staat om inschattingen te maken over wat in statistisch opzicht eens in de 10.000 jaar kan gebeuren. We ontdekten dat in zo’n tijdsbestek zich zeldzaamheden in het weer voltrekken die zich de afgelopen eeuwen nooit voordeden, maar wel hadden kúnnen optreden, zij het met kansen in de orde van 10 procent per eeuw of lager.
In die computersimulaties vonden ook we over-extreme stormen met een kracht die vernietigender is dan de sterkste Atlantische depressie die eens in de duizend jaar optreedt. Hoe komen die tot ontwikkeling? Nadere bestudering wees uit dat ze ontstaan als twee depressies samensmelten en zich vervolgens ontwikkelen tot een superdepressie. De weerkundige schaal stopt bij windkracht 12, maar daar gaan depressies als deze rustig overheen. Ook de neerslag is indrukwekkend.”
Hoe groot is de kans op zo’n extreme storm?
„Dat is moeilijk te zeggen. Computerberekeningen wijzen vooralsnog uit dat hij eens in de 200 tot 300 jaar voorkomt.”
Zijn de Nederlandse dijken dan wel veilig? Volgens de wet moeten ze bestand zijn tegen stormen die eens in de 10.000 jaar optreden.
„Je kunt ook zeggen: de kans dat de komende honderd jaar de dijk bezwijkt, mag niet meer dan 1 procent zijn. Zeker, het risico op een superstorm is beduidend groter. Het punt is wel: ze zijn nooit in werkelijkheid waargenomen, het gaat om computermodellen. Er is extra onderzoek nodig om de berekeningen te verfijnen.”
Maakt u zich zorgen?
„Nauwelijks. Tijdens de storm van 9 november 2007 werd bij Hoek van Holland de hoogste waterstand sinds 1953 gemeten. Het water kon nog veel hoger worden. Dat neemt niet weg dat we alles op alles moeten zetten om de dijken optimaal veilig te maken.”
De Britse meteoroloog Piers Corbyn voorspelde onlangs een superstorm. Hoe oordeelt u over zijn werk?
„Ik vind het onzin.”
Hij doet voorspellingen op basis van observaties van zonnevlekken.
„Corbyn is sensationeel bezig. Ik neem hem niet serieus, wel de mensen die na zijn geschrijf bellen met allerlei vragen.”
Wat drijft hem?
„Geld. Corbyn wil niet zeggen hoe hij te werk gaat; dat is uitermate onwetenschappelijk.”
Klinkt het woord superstorm ook niet een tikkeltje sensationeel?
„Mijn copromotor, Gunther Können, heeft het bedacht. Mijn promotor was er eerst niet voor om het als typering te gebruiken; ik vond het wel aardig. Het triggert mensen, dat vind ik niet verkeerd. In tegenstelling tot Corbyn zeg ik eerlijk hoe ik aan mijn bevindingen kom. Superstormen zijn mogelijk. Ik zeg niet dat ze zúllen voorkomen. Ik zeg er bovendien bij dat mijn onderzoek met mitsen en maren is omgeven.”
De Nobelprijs voor de vrede ging vorig jaar naar de Amerikaanse oud-vicepresident Al Gore en klimaatpanel IPCC, dat het vierde rapport over klimaatsveranderingen presenteerde. Maakte het panel melding van uw onderzoek?
„Ik had verwacht dat het rapport aandacht zou geven aan superstormen, maar dat deed het niet. Het zou aardig geweest zijn, maar ik begrijp de afwegingen. De IPCC richt de focus op klimaatsverandering, en het verband tussen klimaatsverandering en superstormen is onzeker. Er zijn vermoedens, maar die zijn nog onvoldoende onderbouwd.”
Op de documentaire van Al Gore over de toekomst van de wereld als gevolg van klimaatsveranderingen is de nodige kritiek geuit. Wat vindt u ervan?
„Al Gore weet goed waarover hij spreekt. De details in zijn verhaal kloppen misschien niet altijd, de hoofdlijnen wel. Voor Al Gore speelt meer dan alleen wetenschappelijkheid een rol: hij draagt een boodschap uit en vraagt daar op een verantwoorde manier aandacht voor.”
„Volgens hem heeft de aarde koorts. Wij hebben die veroorzaakt, daarom moeten wij die wegnemen. Wij kunnen veel doen aan herstel, maar daarvoor is wel politieke wil nodig.”
U heeft zelf meegewerkt aan een documentaire van de Nederlandse Programma Stichting (NPS) over de gevolgen van klimaatsverandering voor Nederland. Daarin bracht u het gesprek op Gods voorzienigheid en de menselijke verantwoordelijkheid. Hoe verhouden zich die twee in relatie tot het weer?
„Als je een kustverdediging bouwt omdat je bang bent, is geen dijk hoog genoeg. Geloof je dat God regeert en dat Hij gaat over regen en droogte en zomer en winter, dan doe je wat je moet doen, maar dan weet je ook: als de dijken breken, gaat dat nooit buiten Gods beleid om. Die wetenschap geeft ontspanning te midden van alle zorgen en bezigheden. In mijn proefschrift heb ik opgemerkt dat het mij tot dankbaarheid stemt dat alle dingen uit de vaderlijke hand van God ons toekomen, omdat dat meer rust geeft dan de hoogste dijken.”
Is het verantwoord dat wij ons druk maken over een storm die eens in de 10.000 jaar voorkomt?
„Iemand stelde mij ooit eenzelfde vraag en voegde eraan toe: „Zolang bestaat de aarde niet eens en zolang zal ze er ook niet meer zijn.” Kijk, we spreken over een statistisch begrip, het gaat om een kans van 1 op de 10.000 voor het komende jaar. Onze kennis breidt zich uit. Die hoeven wij niet te verwaarlozen.”
Het lijkt in tegenspraak met de notie om te leven bij de dag.
„Ik las bij Luther een mooie uitspraak. Hij zegt dat de overheid vlijtig moet zijn en alles moet doen wat tot haar ambt behoort. Ze moet zo handelen alsof er geen God was en alsof wij onszelf moesten zien te redden. Maar, voegt hij eraan toe, ze moet zich ervoor hoeden zich op haar werk te verlaten. Dus als de overheid wil weten hoe hoog de dijken moeten zijn voor de komende jaren, ga ik aan het rekenen. Daar heb ik geen moeite mee. De overheid draagt de zorg voor de veiligheid van vele duizenden mensen. Zij moet oplossingen aandragen die zij kan verantwoorden.
Hoe groot is de kans dat ik het komend jaar een auto-ongeval krijg? Zeer klein. Moet ik nu zeggen: Ik doe geen gordel om?”
De mensheid probeert meer en meer grip op het weer te krijgen. Leidt dat niet tot onafhankelijkheid van God?
„Dat is een gevaar. Een Zuid-Afrikaanse collega die ook christen is, zei onlangs tegen me: In Europa hebben mensen God alleen nodig voor het hiernamaals, in Afrika hebben ze Hem elke dag nodig. Maar is dat een reden om onze verworvenheden in Europa overboord te gooien? Dat lijkt mij niet. „Wanneer ben je los van het goud?” vraagt Luther, „als je in een klooster gaat zitten? Nee, als je het gebruikt en er toch niet aan gehecht bent.” Wij moeten middelen ter bescherming van het leven ontwikkelen en inzetten, maar altijd in het besef dat Gods wijsheid er ver bovenuit stijgt. Dat houdt ons bescheiden.”
U bent betrokken bij een project om het werk van theologen uit de reformatorische traditie te digitaliseren. In hun geschriften spreken zij ook over de relatie tussen Gods voorzienigheid en het weer: zij zien in droogte en verwoestende stormen een oordeel. Deelt u die zienswijze?
„Ik ben er heel voorzichtig in om bepaalde weersomstandigheden te typeren als straf van God. Calvijn legt er de vinger bij dat het waarom van de voorzienigheid niet bij de geopenbaarde zaken hoort. God schept, Hij onderhoudt, maar hoe en waarom Hij doet wat Hij doet, kunnen wij niet altijd verklaren. Wij zijn immers geen profeten. Wij kunnen God niet begrijpen, maar dat hoeft ook niet: het vertrouwen dat alles uit Zijn vaderlijke hand komt, is veel belangrijker dan de duiding van oorzaak en gevolg.”
Gingen sommige nadere reformatoren te ver als zij natuurrampen verklaarden uit Gods ongenoegen over bijvoorbeeld nationale zonden?
„Om een een-op-eenrelatie aan te leggen en om vast te stellen welk doel God met Zijn handelen voor ogen heeft gestaan, daar ben ik huiverig voor. God heeft overal een bedoeling mee, maar wij moeten niet denken de wijsheid in pacht te hebben om die meteen te achterhalen. Gods gedachten gaan veel hoger dan de onze. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, zei de een: Dit is Gods slaande hand, we moeten ons onderwerpen. Nee, zei de ander, we moeten de wapens opnemen. Volgens mij is het in zulke gevallen eerst nodig onszelf in het licht van het geopenbaarde Woord af te vragen wat God van ons wil.”
Predikanten in Azië zagen in de tsunami eind 2005 een wenk van God om tot inkeer te komen.
„Ik geloof dat God het weer kan gebruiken als middel om mensen tot inkeer te brengen. Ook een bijna-ongeluk stemt mensen tot nadenken: waarom leef ik en wat is de bedoeling van het leven? Maar of ik daarom schuld heb aan die tsunami of dat ongeval, dat is een andere vraag. In alle dingen is Gods hand, maar niet alles is een straf. God kan meerdere doelen hebben met een gebeurtenis.”
„Er zijn mensen die een relatie leggen tussen de milieucrisis en het lage geestelijke peil in het Westen. Ik zou dat niet durven. Als er een continent is dat zwaar wordt getroffen door de klimaatsveranderingen, dan is het Afrika wel. Terwijl daar de kerk een opleving vertoont.”
Nog even over de oudvaders. Hoe heeft u ze ontdekt?
„Mijn vader, die overleed toen ik 20 jaar was, verzamelde ze en las ze graag. Aan tafel liet hij ons elke zondag uit een Bijbel in oude druk lezen. Zo wilde hij het werk voor ons toegankelijk maken. Om ons tot lezen te stimuleren, zei hij wel eens: „Het boek dat je leest, mag je hebben.””
Wie van de theologen heeft uw hart?
„James Durham, een puritein uit de zeventiende eeuw. Zijn preek over Jezus’ nodiging om te komen tot de bruiloft -in het Engels staat ”Komt tot het huwelijk”- heeft mij de ogen geopend voor de gewilligheid van Christus om zondaren op te zoeken. Hij heeft een prachtig boek geschreven over Jesaja 53. Ik hoop het binnenkort te digitaliseren.”
Wat hebben oudvaders vandaag de dag te zeggen?
„Veel. Bij mensen als Durham kom je een schat aan wijsheid en inzicht tegen. Durham gaat echt met je in gesprek. Hij hecht veel waarde aan studie. Zou ik nog tien jaar leven, zei hij, dan zou ik negen jaar studeren en één jaar preken. Hij wilde mensen overtuigen door argumenten. Hoe kom ik tot geloof? Je moet een resolutie, een besluit, nemen, zegt hij. Hij wijdt een hele preek aan de plicht van het geloof. Ik kan niet geloven, laat hij iemand zeggen. Daar heb ik het nu niet over, antwoordt hij dan. Hij zegt ook: U heeft net zo veel recht te geloven als David en Paulus. Mooi hé?
Ik wil de oudvaders niet verheerlijken, ze hadden hun gebreken. A Brakel wilde er bijvoorbeeld niet van weten dat de aarde om de zon draaide. Als je dat zegt, zei hij, draait er te veel in je hoofd.”
In de documentaire van de NPS werd u aangekondigd als diepgelovig klimaatonderzoeker. Terecht?
„Ach, programmamakers die zelf niet naar kerk gaan, zien mensen die dat wel doen, misschien al snel als diepgelovigen. Wie ben ik om mezelf zo te noemen? Al is het wel waar dat het geloof het gehele leven doortrekt. Het Woord van God is er de bron van. Op dat Woord kunnen we aan, al geeft het ons niet op alle waaromvragen meteen antwoord. Dat hoeft ook niet. Dat is iets wat we nog tegoed hebben.”
Levensloop
Henk Willem van den Brink, klimatoloog bij het KNMI, werd in 1974 geboren. Samen met zijn tweelingbroer Gert van den Brink, kandidaat bij de Hersteld Hervormde Kerk, groeide hij op in Boskoop en Barneveld. In 1992 deed hij vwo-examen aan het reformatorische Van Lodensteincollege in Amersfoort.
Van 1993 tot 1998 studeerde Van den Brink technische natuurkunde aan de TU Delft. Na zijn studie werkte hij een jaar bij het technologieconcern Stork. In 1999 werd hij wetenschappelijk medewerker van de afdeling klimaatanalyse van het KNMI. Hij promoveerde in 2005 op een proefschrift over superstormen en extreme stormvloeden.
Sinds enige tijd is Van den Brink, lid van een hervormde gemeente in de PKN, nauw betrokken bij een project om de schriftelijke nalatenschap van klassiek-gereformeerde theologen te digitaliseren.
Van den Brink is getrouwd en vader van twee kinderen.