Zendelinge in heidens India
Titel: ”Amy Carmichael”
Auteur: Kathleen White
Uitgeverij: Grace Publishing House, Veenendaal, 2007
ISBN 978 90 7766 913 6
Pagina’s: 124
Prijs: € 9,95.
Tegen het advies van dokters in gaat een jonge Ierse vrouw op reis. Amy Carmichael (1867-1951) weet heel zeker dat de Heere haar roept naar het zendingsveld. In een uit het Engels vertaald boekje geeft Kathleen White een overzicht van Carmichaels leven en werk. Amy Carmichael groeit op in een liefdevol christelijk gezin in Ierland. Het is de basis voor haar toekomstige werk. White tekent haar als een levenslustige persoon. Van haar diepgelovige ouders leert ze al vroeg oog te hebben voor anderen. Hoewel ze het erg vindt om naar een kostschool te gaan, heeft daar wel een belangrijke gebeurtenis plaats. Als haar na een toespraak gevraagd wordt wie ze wil dienen, vraagt ze bewust Jezus de leiding te nemen in haar leven. Er ontstaat een diepe drang om de liefde van de Heere op praktische wijze aan haar medemens te laten zien.
Aanvankelijk gaat Amy in Ierland kinderbijbelclubs leiden en organiseert ze diensten voor de toen verachte fabrieksarbeiders. Tijdens haar verblijf bij de rijke weduwnaar Robert Wilson voelt ze de roeping om naar de heidenen te gaan. Artsen vinden het medisch niet verantwoord dit te doen. De door Hudson Taylor opgerichte zendingsorganisatie China Inland Mission wijst haar ook af.
Tegen alle adviezen in gaat Amy toch op reis. Ze is 28 jaar en rotsvast is haar geloof. Via Colombo komt ze in Japan, maar na vijftien maanden keert ze terug naar Engeland om de zieke Wilson op te zoeken. Daar ontvangt zij een brief van een vriendin in India. Dit leidt tot haar uitzending door de Zenana Missionary Society naar India. Nooit heeft ze kunnen bedenken dat ze daar de komende 56 jaar God zou mogen dienen.
Amy komt in het plaatsje Dohnavur. Met een groep vrouwen trekt ze de dorpjes in om er het Evangelie te brengen. Op een dag wordt haar een tempelkind gebracht. Zo ontdekt ze de verschrikkelijke traditie van het uithuwelijken van meisjes aan de tempelgoden in India. Deze kinderen worden door de moeders weggegeven en vervolgens vaak misbruikt.
Amy ontfermt zich over de kinderen die weten te ontsnappen. Dit is het begin van een enorme doorbraak. Het wordt zelfs verboden om kinderen aan de goden uit te huwelijken. Amy wordt een ware moeder en haar ’gezin’ groeit.
Dat de Heere met haar is, wordt vaak op bijzondere wijze bevestigd. Telkens opnieuw is er toch weer genoeg geld om verder te kunnen. Uitbreiding van het aantal gebouwen is al spoedig nodig. Bouwers horen het Evangelie en bekeren zich. Amy grijpt elke kans aan om haar geloof met anderen te delen.
In eerste instantie neemt ze alleen meisjes op in Het Gezin, zoals ze haar organisatie noemt; later zijn ook jongetjes welkom. De Heere voorziet haar elke keer weer van de juiste medewerkers, soms zijn het leden die in Het Gezin zijn opgegroeid.
In 1901 wordt de Dohnavur Fellowship gevormd. Door deze gemeenschap worden in de loop van de jaren in verschillende plaatsen kindertehuizen, scholen en ziekenhuizen opgericht. En veel mensen worden door de liefde van God aangeraakt.
Op een dag struikelt Amy en breekt haar been. Later komen er complicaties bij die haar dwingen het veel rustiger aan te doen. Hoewel ze grote gedeelten van de dag in haar kamer doorbrengt, houdt ze het persoonlijke contact met de kinderen en de medewerkers. Velen komt bij haar om advies.
Terwijl het werk van de Dohnavur Fellowship door blijft gaan wordt Amy op een rustige dag in januari 1951 Thuisgehaald.
In het verloop van deze beknopte biografie worden regelmatig titels genoemd van boeken die Amy heeft geschreven. In totaal verschenen er niet minder dan 39 boeken van haar hand. Daarin zullen in uitgebreidere vorm de verhalen staan die in dit boekje alleen even kort worden genoemd.
Rode draad in het boekje is de vaste innerlijke overtuiging die Amy heeft van haar roeping; menig zendeling zal daar jaloers op zijn. Een bijzondere uitspraak is typerend voor Amy, ze zei: „Ik denk dat we bergopwaarts soms het beste werk leveren, al zijn we ons daar niet altijd van bewust.”