Alleen, angstig, agressief
Titel: ”Niemandsland”
Auteur: Guurtje Leguijt
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2007
ISBN 978 90 239 9246 2
Pagina’s: 448
Prijs: € 19,90.
Justus, een jongen van elf, is er getuige van dat zijn moeder wordt neergestoken. Zijn vader heeft genoeg aan zijn eigen wanhoop en verdriet, en als Justus angstig en agressief reageert, wordt hij uit huis geplaatst. In ”Niemandsland” beschrijft Guurtje Leguijt de oneindige weg tussen thuis en uit huis, de emoties van Justus en van zijn omgeving. „Er zat bloed op mijn hand en ik snapte niet hoe het er kwam. In supermarkten zag je nooit bloed op de grond.” Verward ziet Justus bloed, en voelt hij hoe hij door een man wordt weggevoerd. Er is iets mis met zijn moeder, maar hij weet niet wat. En deze verwarring, het ontbreken van essentiële informatie, loopt als een rode draad door het boek.
Justus zal zijn moeder nooit meer zien, en omdat niemand hem vertelt waardoor zij precies gestorven is, voelt hij zich schuldig. Zijn oma ontfermt zich over hem, maar als zij over de begrafenis begint, gaat hij helemaal door het lint. „Ik werd doof van geschreeuw dat uit mijn eigen mond leek te komen. Ergens in de hand die zo ver van mijn lijf verwijderd leek zag ik de schaar. Mijn oma wilde mij vastpakken en de schaar schoot los, naar haar gezicht.” Uiteindelijk komt de politie, en wordt Justus naar jeugdzorg gebracht voor een crisisplaatsing.
Daar begeleidt Tom hem, en legt de regels van het huis uit. Justus begrijpt het: het was zijn schuld dat er iets met zijn moeder was gebeurd, en daarom zit hij nu in een soort gevangenis. Met Tom bouwt hij een goede relatie op, evenals met Has, een jongen uit het huis. Na een aantal maanden komt Tom niet meer op zijn werk: hij heeft een burn-out. Justus voelt zich gelijk schuldig: „Misschien is mijn rottigheid wel besmettelijk.”
Agressief
Justus slaat af en toe helemaal door: hij bekladt muren met stift en is agressief naar de leiding. Als hij heel bang of verward is, gaat hij zich verstoppen.
Hij gaat in de weekenden vaak naar zijn oma. Zijn vader heeft een zware depressie, en heeft Justus nog nooit bezocht. Daarover voelt Justus zich ontzettend boos. Weglopen, straf, gesprekken, deuralarm, huisarrest: het lijkt een aaneenschakeling van ellende. Hij wordt overgeplaatst naar een andere groep, maar vertoont daar ook agressief gedrag.
Op een gegeven moment heeft Justus te maken met elf groepsleiders, en dan zijn er ook nog invalkrachten. Soms spreken ze elkaar tegen, of duurt het dagen voor ze iets overlegd hebben. Vaak misbruiken ze hun machtspositie, waardoor hij onredelijke of inconsequente straffen krijgt. „Door alle etiketten die op mij waren geplakt was ik zelf niet meer te zien.” Justus neemt zich voor geen emoties meer toe te laten: als je niets meer voelt, kun je ook niet boos worden.
Uiteindelijk hoort hij van zijn zus Winke de ware toedracht over de steekpartij bij de dood van zijn moeder. En Thirza, een politieagente die erbij geweest is, maakt het verhaal compleet: door haar eigen leven te geven, spaarde zijn moeder het leven van Justus.
Als dan ook zijn oma nog sterft, is Justus vreselijk boos op God: „Beloven dat je altijd voor mij zorgt en dan het allerallerlaatste restje liefde dat nog over was afnemen. Dankbaar klinken onze zangen, mooi niet!”
Na afloop van de begrafenis leert hij Len kennen, die hem meeneemt naar zijn familie. En het is in dit gezin dat hij de warmte en de liefde mag ervaren die hij zo lang heeft moeten missen. Daar durft hij te praten over zijn enorme schuldgevoelens en zijn schaamte, dat hij niet in staat geweest is zijn moeder te helpen, of zijn vader. Misschien dat het beter met hem zou gaan als zijn vader hem kon vergeven.
Dan komt zijn vader hem opzoeken: „Mijn vader keek op. Misschien was het raar dat hij lachte terwijl ik ook tranen in zijn ogen zag en misschien was het raar dat ik huilde terwijl ik me ontzettend blij voelde. Ik rende naar buiten en liet alle deuren openstaan.” En met deze heerlijke verzoening eindigt ”Niemandsland”.
Misstanden
Op een indrukwekkende manier voert de schrijfster de lezers binnen in de wereld van crisisopvang en jeugdzorg. Aan de hand van het leven van Justus laat ze zien hoe kinderen de dupe kunnen zijn van communicatiestoornissen tussen de groepsleiders. Problemen in overleg en overdracht gaan ten koste van het welzijn van kinderen, die het vaak al zo moeilijk hebben. In ”Niemandsland” laat ze verschillende misstanden in de jeugdzorg onverbloemd naar voren komen.
Aangrijpend is het, hoe ze Justus beschrijft als een hooggevoelige jongen die hunkert naar liefde, veiligheid en zekerheid. Naar een familie, waar morgen dezelfde regels gelden als vandaag, en waar degene die vandaag de baas is dat morgen ook is. Naar belangstelling en aandacht voor wie hij zelf is, en voor de dingen die voor hem belangrijk zijn. Het verhaal van Justus is gebaseerd op het leven van Michel Merx, inmiddels een jongen van 18 jaar. Michel is een van de ’aanwaaikinderen’ die voor een bepaalde tijd kind aan huis zijn geweest bij de schrijfster, en waarvan ze gelooft dat het geen toeval maar leiding is dat ze op haar weg gekomen zijn, zo vertelt ze in het nawoord.
Deze derde roman van Guurtje Leguijt is indringend, realistisch en hartverscheurend. Daarnaast kan het boek gelezen worden als een warm pleidooi voor gezinnen die aan kinderen als Justus, die zich in het niemandsland van de jeugdzorg bevinden, liefdevol een plek willen geven.