Het regime van Saddam Hussein heeft de internationale gemeenschap te lang in het ootje genomen om nog enige flexibiliteit toe te laten, vindt minister De Hoop Scheffer van Buitenlandse Zaken.

Tijdens een overleg met de Tweede Kamer dinsdag maakte de bewindsman duidelijk dat hij het kabinet uitvoerig zal informeren over de gevolgen van een onverhoopt militair ingrijpen. De Nederlandse regering zal zich in dat geval moeten afvragen in hoeverre het betrokken wil worden bij het conflict, liet de bewindsman doorschemeren.

De Hoop Scheffer is niet van plan de Kamer voor die tijd allerlei doemschenario’s voor te schotelen. Hij zegt zich niet te laten meezuigen in oorlogsdenken. De VS hebben volgens hem de maand oktober uitgetrokken om overeenstemming te bereiken over een stevige resolutie. Lukt dat en blijft Irak weigeren daaraan te voldoen, dan is een tweede resolutie over de wenselijkheid om militair in te grijpen „niet meer noodzakelijk.”

Het volstaat dan dat de Veiligheidsraad of enkele hoofdrolspelers vaststellen dat Hussein zich niets van de resolutie heeft aangetrokken, aldus De Hoop Scheffer. Hij wees erop dat dit scenario zich eerder voltrok in 1999, toen de NAVO begon met luchtaanvallen op Servische doelen in Kosovo.

CDA-woordvoerder Eurlings steunde nadrukkelijk de stellingname van het kabinet over de gewenste route langs de Veiligheidsraad. „De fractie verzet zich tegen een aanpak waarin de dreiging niet duidelijk genoeg tot uiting komt”, zei hij. Ook de kamerleden Van Aartsen (VVD), Van der Vlies (SGP) en Huizinga (ChristenUnie) spraken steun uit voor de lijn van het kabinet.

GroenLinks, SP en D66 vroegen zich af waarom de tijd nu opeens rijp is om Irak een krachtig ultimatum te stellen. Wat is er sinds 1998, toen Irak de VN-wapeninspecteurs het land uitzette, veranderd, zo wilden zij van Eurlings weten. Die antwoordde dat er fundamenteel niet veel is veranderd. Hij zei wel dat het rapport dat de Britse premier Blair onlangs uitbracht over de Iraakse dreiging een behoorlijke indruk op hem had gemaakt.