Zorg van kerk is Jezus navolgen
Het gevaar dreigt dat de kerk te optimistisch kijkt naar de kansen om vandaag met het Evangelie te staan in een wereld die steeds meer heidense trekken draagt, stelt ds. W. Dekker. Vanmiddag hield hij in Doorn een lezing voor de contio van de Gereformeerde Bond over ”Spreken bij volle maan. Hoe kan de kerk antwoorden op het nieuwe heidendom?” Een samenvatting.
Waar hebben we het over wanneer we spreken over het nieuwe heidendom? Volgens Wikipedia, de vrije encyclopedie, worden door het christendom onder heidendom alle godsdiensten begrepen die noch monotheïstisch, noch op de Bijbel gebaseerd zijn.Er is dan onderscheid tussen klassiek en modern heidendom. Het moderne heidendom bestaat uit een reeks religieuze praktijken die vaak zijn gebaseerd op reconstructies van voorchristelijke polytheïstische en pantheïstische natuurreligies (klassiek heidendom).
Wanneer ik me tot deze vormen van heidendom zou beperken, zou ik toch het gevoel hebben me vooral met extremen bezig te houden, terwijl de hoofdstroom van het denken van onze huidige cultuur buiten beeld blijft. Ik zal de definitie dan ook veel breder trekken. Dat deed collega H. Vreekamp in zekere zin ook al, toen hij drie jaar geleden op deze contio sprak naar aanleiding van zijn boek ”Zwijgen bij volle maan”.
Verdringing
Collega Vreekamp pleitte ervoor het heidendom volstrekt serieus te nemen. Daarbij refereerde hij aan drie zaken. In de eerste plaats het heidendom zoals dat in Europa tussen de twee wereldoorlogen opnieuw naar boven kwam, vermomd in de nazi-ideologie. In de tweede plaats het heidendom zoals dat vandaag opnieuw opgeld doet. In de derde plaats het heidendom dat onder het christendom altijd aanwezig is gebleven en dat zetelt in ons aller hart. Daarom zegt de Heidelbergse Catechismus ook: Ik ben van nature, dat is vanuit mijn heidense hart, geneigd God en mijn naaste te haten.
Juist vanwege dit laatste heidendom, dit aan de christen intrinsieke heidendom, kunnen we verwachten dat allerlei vormen van concreet geformaliseerd heidendom steeds opnieuw de kop kunnen opsteken en heeft de kerk permanent, behalve het gesprek met Israël, ook het gesprek met het heidendom nodig.
Ik moet u eerlijk zeggen dat mij dat bij het eerste horen een beetje overdreven overkwam. Maar nu ben ik er meer van overtuigd dan toen. Wat Vreekamp signaleerde, dat nieuwe vormen van heidendom ook in officiële rituelen zouden toenemen, is waar gebleken. En verder zijn mijn ogen steeds meer opengegaan voor het feit dat we in de kerken voortdurend met verdringing bezig zijn, wanneer het gaat om het feit dat het christelijk geloof slechts een smalle en zeer aangevochten gestalte onder ons heeft.
In de meeste publicaties en uitingen naar aanleiding van het feit dat er de afgelopen jaren een ongekende achteruitgang van kerk en geloof heeft plaatsgevonden in Europa en in Nederland, kom ik relativerende opmerkingen tegen, zoals: de secularisatie heeft ook veel goeds gebracht; terugloop van betrokkenheid bij de kerk betekent nog niet dat het geloof verdwijnt.
Zelden of nooit kom je de analyse tegen: helaas, heidenen zijn we van nature, het christelijk geloof is ons in wezen vreemd en nu we de kans krijgen, nemen we revanche en worden we gewoon weer heiden. Deze analyse kwam ik in deze uitgesproken vorm pas tegen bij de ’heiden’ Herman Vuijsje in zijn boek ”Tot hier heeft de Heer ons geholpen”. Hierin duidt hij het steeds groeiende ietsisme als een nieuwe vorm van terugkeer naar het oude heidendom. Zijn analyse komt op mij zeer overtuigend over.
Ietsisme
De hoofdstelling van Vuijsje is dat in Europa het monotheïsme een intermezzo is geweest en dat we nu aan het terugkeren zijn naar waar we vandaan kwamen, een nieuwe vorm van het oude veelgodendom. In dit licht beziet hij dan ook het snel om zich heen grijpende ietsisme. Het ietsisme in Europa heeft alles te maken met de afschaffing van de christelijke God, maar in de leegte die dan overblijft is blijkbaar moeilijk te leven.
Het ietsisme verschilt volgens Vuijsje in een aantal opzichten in belangrijke mate van het christendom. Het berust niet op een openbaring, kent geen organisatie, hiërarchie of leergezag, maar is hyperindividueel. Ietsisme is een paraplubegrip voor een optelsom van persoonlijke voorstellingen: er ”is meer” tussen hemel en aarde, maar hoe dat meerdere eruitziet moet ieder zelf maar uitmaken.
Verder stelt Vuijsje een ander ingrijpend verschil tussen christelijk geloof en ietsisme vast: het wereldbeeld van het ietsisme is cyclisch, in tegenstelling tot het christelijk geloof dat, steunend op het jodendom, het begrip ”geschiedenis” heeft uitgevonden. Vandaag twijfelen de meeste mensen eraan of het überhaupt ergens naartoe gaat.
Een heel belangrijk verschil vindt Vuijsje ook de vrijblijvendheid, wanneer het gaat om het handelen. Het ietsisme is vooral een gevoel waarin morele pretenties niet centraal staan en waarin sancties ontbreken: wel God, geen gebod.
Erosie
Wanneer Vuijsje gelijk heeft, betekent dit dat het christelijk geloof in Europa in snel tempo een cognitieve en waarschijnlijk in veel opzichten ook morele minderheid aan het worden is. Alleen het feit al dat de overgrote meerderheid van de mensen met wie wij dagelijks verkeren volstrekt andere dingen gelooft dan wij, zal het steeds moeilijker maken zelf staande te blijven. Een steeds verdere erosie van het staan in de christelijke traditie ligt menselijkerwijs gesproken puur voor de hand.
Moeten we nu in ons kerk-zijn en in onze evangelieverkondiging bij dit nieuwe heidendom proberen aan te sluiten? Moeten wij in termen van de missiologie zoeken naar een soort nieuwe inculturatie van het Evangelie in onze cultuur met haar vele vormen van nieuw heidendom?
Ik zeg niet dat zoiets nooit geprobeerd moet worden en dat alle pogingen die daartoe reeds werden ondernomen afgewezen moeten worden. Toch ben ik in toenemende geneigd bewust een ander accent te leggen. Om twee redenen.
Allereerst heeft het nieuwe heidendom vandaag niet iets van het naïeve en primitieve van het oorspronkelijke heidendom, maar openbaart het zich als afval, als een soort revanche nemen op die jodengod en die exclusieve Christusopenbaring.
In de tweede plaats hebben we te maken met een bestaande christelijke traditie, die voortdurend door het moderne heidendom wordt aangetast van binnenuit en van buitenaf. De kans dat de christelijke gemeente in deze onderneming van binnenuit wordt uitgehold, is groter dan dat de buitenstaanders andere mensen worden. Alle pogingen in de afgelopen tientallen jaren naar buiten te treden en de wereld te ontmoeten, hebben geleid tot een steeds verdere aanpassing van de kerk aan de wereld en nauwelijks tot nieuwe bekeerlingen.
Vooruitgangsgeloof
Daarom is het voor zending in onze westerse context beter opnieuw heel duidelijk het vreemde en het tegendraadse van het christelijke verhaal onder woorden te brengen, de breuk te benadrukken, de doop als een overgang uit de oude wereld van alle eigen godsdienst en beleving naar de wereld van Christus. Daar wordt ook de bestaande gemeente opgescherpt in waar het eigenlijk om gaat in plaats van dat ze meegenomen wordt op een weg van uitholling en aanpassing.
Ik zie onder ons het gevaar dat wij alsnog de hoofdstroom van de kerk volgen, dat we te optimistisch kijken naar de kansen en mogelijkheden om vandaag met het Evangelie in de wereld te staan en eventueel ook nog de kerk weer te doen groeien. Nu niet -zoals vijftig jaar geleden- aangewakkerd door apostolaattheologie met vooruitgangsgeloof gemengd, maar door Amerikaans evangelicalisme, vermengd met ideeën over maakbaarheid en opnieuw vooruitgangsgeloof. We zetten de deuren en ramen wijd open om de grote slag naar buiten te maken, terwijl de vraag zou kunnen zijn hoe wij zullen overwinteren op Nova Zembla.
Ik besef dat ik het heel zwart-wit zeg en een soort behoudzucht in de kaart kan spelen die ik allerminst bedoel. Het is altijd tijd voor zending, altijd is er reden het evangelie aan ieder bekend te maken in verstaanbare taal. Alleen: verstaan wij de tijden en gelegenheden? Is het niet de hoogste tijd het overige te versterken wat sterven zou, in plaats van te dromen van de grote slag naar buiten en opnieuw in te zetten op groei? Als er groei zal zijn, zal ik me zeer verblijden, maar het zal ons als een toegift geschonken worden en alleen in de weg dat we in de gemeente zelf tot een nieuwe navolging en een nieuwe volharding komen.
Kathedraal
Moeten wij al die mensen om ons heen dan min of meer afschrijven? Wanneer wij in geloof, gebed en daadwerkelijke keuzes in het leven dicht bij Jezus Christus leven, zullen wij lijken op Hem, Die consequenter dan een van ons de weg van de Thora ging in gemeenschap met zijn Vader, Die nooit zei dat ieder mens wel op zijn eigen manier kan zalig worden, maar Die de liefde van God aan allen zonder onderscheid deed voelen. De kerk te midden van het nieuwe heidendom heeft met het oog op deze navolging drie opdrachten:
Dichter dan ooit zelf bij Gods Woord leven in een sterke discipline: zondagviering, vaste gebedstijden, onderzoek van de Bijbel, gemeenschapsbeoefening met medegelovigen over alle kerkmuren heen, intellectuele bezinning op het christelijk geloof, vooral met het oog op de eigen leden, die hun geloof een plaats moeten kunnen geven binnen een heidense cultuur.
De liefde van God in Christus uitstralen naar allen om ons heen, ongeacht ras, godsdienst of sociale status. Bidden voor alle mensen, het goede doen voor alle mensen, georganiseerd of niet georganiseerd.
Proberen het Evangelie door te geven aan mensen die daarvoor openstaan. Maar dat betekent niet de boodschap toesnijden op de dominante tendensen in de cultuur. Het Evangelie doorgeven betekent mensen uitnodigen de schitterende kathedraal binnen te gaan van de joodse en de christelijke traditie, zoals vervat in het Oude en Nieuwe Testament en in de grote christelijke traditie daarna.
Onze zorg is niet hoe het met alle heidenen verder moet. Onze zorg is Jezus Christus dienen en navolgen. Jezus Christus, ook en zeker ”der heiden Heiland”.
De auteur is hervormd predikant te Oosterwolde en studiesecretaris van de IZB.