Leerdam in beroep in brandweerzaak
LEERDAM - De gemeente Leerdam gaat in beroep tegen een uitspraak eind vorig jaar van de rechtbank in Dordrecht. Die bepaalde dat het ontslag van een aantal vrijwillige brandweerlieden niet terecht was.
Kort voor de jaarwisseling vernietigde de rechtbank het besluit van B & W om een bezwaarschrift van de brandweermensen tegen hun ontslag ongegrond te verklaren.In het najaar van 2005 kwam de onvrede binnen de Leerdamse brandweer in volle hevigheid naar buiten toen 25 vrijwilligers weigerden deel te nemen aan een oefenavond. Aanleiding hiervoor was dat ze geen uitleg kregen over een conflict tussen de algemeen commandant en de Leerdamse groepscommandant. Toen begin november duidelijk werd dat mediation tussen beide commandanten was mislukt en het ontslag van de groepscommandant aanstaande was, lieten de vrijwilligers weten geen vertrouwen meer te hebben in de leiding van de brandweer. Daarop werden ze per 1 januari 2006 eervol ontslagen.
Het Leerdamse college liet dinsdag in een persbericht weten dat de bestuursrechter het eigenlijke ontslag van de brandweerlieden niet vernietigd heeft. „De rechter vindt alleen de onderbouwing van het besluit om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren onvoldoende.”
Burgemeester V. Molkenboer wil niet spreken van een nederlaag van de gemeente. „We zitten nog midden in de procedure.” De portefeuillehouder is ongelukkig met de uitspraak van de Dordtse rechtbank en stelt vast dat men niet goed heeft geluisterd naar de argumenten van de gemeentelijke advocaat. „Ik sta nog steeds achter de aanpak die we destijds hebben gekozen. Er was een onwerkbare situatie ontstaan.”
Advocaat M. G. Vos, die de belangen van de vrijwilligers behartigt, noemt de uitspraak van de rechtbank „een vernietigend vonnis. De bestuursrechter kan het ontslag niet terugdraaien. Wel moet de bezwaarprocedure opnieuw worden gevolgd. Met het vonnis van de rechtbank als leidraad.” De advocaat vindt een terugkeer van de vrijwilligers in het korps niet voor de hand liggen. „Het gaat ons vooral om eerherstel.”
In hun overwegingen concluderen de drie Dordtse rechters dat het besluit van het college niet berust op een zorgvuldig en volledig onderzoek naar de feiten en af te wegen belangen en onzorgvuldig voorbereid is. Zo is de gang van zaken op cruciale momenten onvoldoende vastgelegd. Daarnaast is de rechtbank het niet eens met de conclusie van B & W dat de operationele inzetbaarheid van het korps destijds in gevaar was. Men baseert zich daarbij op de mening van de bezwarencommissie die eerder heeft vastgesteld dat bij de kerntaak van de vrijwilligers -de brandbestrijding- het vertrouwen in de leiding wel degelijk bestond.
Een belangrijk kritiekpunt voor de rechter was de toenmalige eis van het college aan de vrijwilligers om een verklaring te ondertekenen waarin ze hun onvoorwaardelijk vertrouwen in de operationele leiding van de brandweer uitspreken. De rechtbank vindt dat die vraag niet voor de hand ligt bij een vertrouwensconflict tussen een leidinggevende en een medewerker. Men vindt dat deze eis het bestaan van het conflict ontkent en opgevat kan worden als ’drukmiddel’ op de werknemer om het eerder ingenomen standpunt op te geven.