Gemiddeld gaan Nederlanders op dit moment 2,8 keer per jaar op vakantie. In 2015 verlaten ze gemiddeld driemaal huis en haard voor een toeristisch verblijf in binnen- of buitenland.Ook het logeren bij familie, vrienden of kennissen in het buitenland valt volgens de onderzoekers onder het begrip vakantie. In het binnenland wordt zo’n verblijf uit de statistieken gehouden, tenzij de bewoners de hele tijd of de meeste dagen afwezig waren.

In 2007 ging 81 procent van de Nederlanders één keer of vaker op vakantie. Dat neemt de komende jaren toe tot 84 procent. „Alleen heel arme Nederlanders en hoogbejaarden die slecht ter been zijn, gaan niet op vakantie”, aldus onderzoeker Ad Schalekamp.

Het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen en NIPO Research baseren zich in hun ”Toekomstvisie vakantiemarkt 2007-2015” op diverse wetenschappelijke onderzoeken, gesprekken met deskundigen uit de reis- en recreatiebranche en een grootschalig opinieonderzoek.

De reislust van Nederlanders zit al decennia in de lift. Dat komt onder meer door de steeds toenemende welvaart, de relatief lage prijzen van vliegtickets en de toegenomen mobiliteit. Schalekamp: „Nog niet zo heel lang geleden was het een hoop gedoe om bijvoorbeeld in Oostenrijk te komen met de auto. Dat kwam door alle grensformaliteiten. Nu rijd je er gewoon in één keer heen en betaal je overal met dezelfde euro.”

Uit de studie blijkt dat Nederlanders een groot belang hechten aan hun vakanties. „Ze gaan daar niet zo snel op besparen”, weet Schalekamp. „Ook niet als het economisch wat minder goed gaat. We zien eigenlijk al tientallen jaren dat de toeristische markt sneller groeit dan de economie als geheel.”

In de komende jaren verwachten de onderzoekers met name groei bij de stedentrips en bij korte hotelvakanties binnen Europa. Daar staat tegenover dat de wintersport niet meer groeit en dat het aantal kampeerders afneemt. Per saldo groeit het aantal vakanties jaarlijks met 1,5 procent.