Buitenland

Politieke spanningen in Venezuela lopen op

In Venezuela zijn de politieke spanningen opnieuw zo ver opgelopen dat het gonst van de geruchten over een ophanden zijnde staatsgreep. President Hugo Chávez laat geen gelegenheid onbenut om zijn slinkende groep volgelingen te waarschuwen voor het gevaar dat zijn zogeheten ”Bolivariaanse revolutie” loopt.

Van onze correspondent
1 October 2002 11:28Gewijzigd op 13 November 2020 23:50

Het staatshoofd dreigde eerder deze week met staatsinterventie bij bedrijven die zich aansluiten bij een werkgeversstaking waartoe de Venezolaanse Industriefederatie ”Fedecámaras” heeft opgeroepen. „De ondernemers moeten er rekening mee houden dat boze arbeiders hun fabrieken wel eens zouden kunnen overnemen”, aldus president Chávez daags na een ontmoeting met zijn Cubaanse ambtgenoot Fidel Castro.

Het bestuur van Fedecámaras vergaderde gisteren om een datum te prikken voor de staking. De ondernemers van het Zuid-Amerikaanse land argumenteren dat de regering-Chávez hun het leven welhaast onmogelijk maakt met zijn wispelturige en vooral ook ondoeltreffende economische beleid. Niettegenstaande Chávez’ dreigementen, overweegt Venezuela’s Arbeidersconfederatie (CTV), de grootste vakcentrale van het land, zich bij de werkgeversstaking aan te sluiten. De CTV-leiding zal haar leden oproepen het werk voor onbepaalde tijd neer te leggen uit protest tegen het uitblijven van de welvaartstoename die Chávez de natie bij herhaling heeft beloofd.

Nadat in april een uiteindelijk mislukte couppoging de Venezolaanse president enkele dagen distantieerde van de macht, had Chávez zijn tegenstanders toegezegd de Bolivariaanse revolutie -de term die hij hanteert voor het regeringsbeleid- te ontdoen van de ruwe kantjes. Ook zei de president in het vervolg beter te zullen luisteren naar andersdenkenden, zonder hen terstond te betichten van landsverraad of erger. Na de mislukte putsch maakte Venezuela kennis met een zachtaardige en verzoeningsgezinde Chávez, die op zachte toon toegaf soms minder ruimhartig te zijn geweest dan wenselijk.

Met de schrik van de coup nog in zijn benen verzekerde Chávez zijn leven te zullen beteren, omwille van de nationale harmonie en verbroedering. Het vriendelijke en het voorkomende van het presidentiële karakter zijn van teleurstellend korte duur gebleken. Inmiddels bekomen van de schrik, is Chávez weer helemaal de oude. Zijn tegenstanders heten opnieuw „glibberige adders” of „loopse honden” en elke mening anders dan die van de president is steevast „een staatsondermijnende gedachtekronkel.”

Een poging van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) en het Carter Centrum (van de voormalige Amerikaanse president Jimmy Carter) om te bemiddelen tussen regering en oppositie en zodoende de politieke hoogspanningen te ontladen, mislukte. Hoewel de afgezanten een warm welkom ten deel viel in Caracas, bleken beide kampen niet bereid met elkaar te praten. Oppositieleiders willen thans alleen nog maar onderhandelen over het hoe en wanneer van Chávez’ vertrek. „Het aanblijven van deze president is in strijd met de democratische beginselen die ten grondslag liggen aan onze republiek. Meneer Chávez maakt het land niet alleen economisch kapot, zijn manier van doen zaait ook tweedracht in de samenleving, waardoor de situatie in ons land op het moment vergelijkbaar is met die in Spanje aan de vooravond van de burgeroorlog”, aldus Eduardo Fernández, een voormalige secretaris-generaal van de christen-democratische partij Copei.

Fernández en andere oppositieleiders argumenteren dat de Venezolanen het constitutionele recht -zo niet de plicht- hebben om president Chávez uit zijn ambt te zetten. Volgens Eduardo Fernández bepaalt artikel 350 van de grondwet dat de bevolking het gezag van een zittend staatshoofd mag negeren wanneer deze de waarden, beginselen en democratische garanties van het land schendt. „Hoewel gekozen en zelfs herkozen, volhardt Chávez in het voeren van een hoogst autoritair en in alle opzichten desastreus beleid. Als er ooit een president was op wie artikel 350 van toepassing kon zijn, dan is het wel deze meneer”, zo concludeert Fernández.

Zolang het leger niet handelend optreedt, zijn Chávez en zijn medestanders en het oppositiefront van ondernemers, vakbondsleiders en politici tot elkaar veroordeeld. Hoewel het al langere tijd broeit in de kazernes en hier regelmatig vlugschriften circuleren waarin ontevreden officieren aansporen tot ingrijpen, doen de meeste generaals van het land er stoïcijns het zwijgen toe. Na de zuiveringen die volgden op de mislukte putsch van april houdt de legerleiding zich buiten de politiek. Zonder steun van het leger is elke poging van de oppositie om president Chávez uit het zadel te wippen haast al bij voorbaat tot mislukken gedoemd.

Ondertussen gaat het van kwaad tot erger met de economie. Minister Tobias Nobrega van Financiën gaf toe dat de regering de radeloosheid nabij is en hem opdracht gaf geld te confisqueren uit ’slapende’ (al jarenlang ongebruikte) bankrekeningen. Dit laat zich vergelijken met het zoeken naar verloren dubbeltjes en kwartjes onder de kussens van het bankstel.

Hoewel de olieprijs door de spanningen in het Midden-Oosten flink is gestegen en Venezuela daardoor de ene meevaller na de andere incasseert, komt de regering dit jaar toch nog een bedrag van ongeveer 4 miljard euro tekort om de overheidsbegroting sluitend te kunnen maken. Internationale particuliere banken hebben de geldkraan al enige tijd terug dichtgedraaid vanwege het ondoorgrondelijke economische beleid dat de regering-Chávez voert. Ook multilaterale kredietgevers als het IMF, de Wereldbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank mijden Venezuela.

De economie van het land krimpt dit jaar met bijna 10 procent. Voor de ongeveer 80 procent van de bevolking die veroordeeld is tot een bestaan onder de armoedegrens, betekent dit een verdere lotsverslechtering, in plaats van de gouden tijden die president Chávez hun eerder in het vooruitzicht had gesteld. De malaise veroorzaakt bovendien de vlucht van het weinige kapitaal dat nog voorhanden was. Beleggers en vermogende particulieren stuurden dit jaar reeds zo’n 10 miljard euro naar veiliger onderkomens, hetgeen de Venezolaanse bolívar maar liefst 46 procent van zijn waarde kostte.

In zijn soms urenlange toespraken voor de radio en televisie wijst president Chávez elk verwijt van de hand dat zijn regering verantwoordelijk is voor de troosteloze economische situatie. Volgens het staatshoofd is er niets mis met het regeringsbeleid en zouden er al betere tijden zijn aangebroken als de „criminele ondernemersklasse” niet alles in het werk had gesteld om de groei en ontwikkeling van het land te saboteren.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer