Het beertje aan de brug blijft alleen achter
ZIERIKZEE - Het waait hard - voor een stadsmens althans. Kilometerpaaltje 19,4, aan de voet van de Zeelandbrug, brengt een onheilspellend gefluit voort. Binnen in het kleine hokje op de brug schudt brugwachter Piet Stouten geamuseerd zijn hoofd. „Echt flink waaien? Dat doet het pas vanaf windkracht 11.”
Het is bijna afgelopen voor Stouten. Hij is de laatste der brugwachters, voor wat de Zeelandbrug betreft. De brug, de icoon van Zeeland, zit vanaf volgende week zonder bemanning. De bediening van het 5 kilometer en 22 meter lange gevaarte gebeurt vanaf dan vanuit Vlissingen. Stouten sluit een tijdperk van ruim 42 jaar af, waarvan hij zelf bijna 24 jaar voor zijn rekening nam.Een echt leuk vooruitzicht is het niet, vindt de brugwachter. „Straks, in Vlissingen, zit ik binnen, zonder dit uitzicht. Dat zal ik echt gaan missen.” Hij wijst door de ramen. De brug met zijn eindeloze pijlers strekt zich uit in het water. In de verte doemen de pijlers van de Oosterscheldekering op. Schouwen-Duiveland is voor een fors deel te overzien. „Kijk eens om je heen. Zelfs als het onweert, is het hier prachtig.”
Na bijna een kwart eeuw op de Zeelandbrug heeft Stouten verhalen genoeg. Hij gaat er eens voor zitten; ’t is toch een rustige dag. „Mijn hoofdtaak bestaat eruit dat ik de brug bedien. Open, en weer dicht. Dat is trouwens niet nodig voor de meeste vissersboten, die kunnen gewoon onder de brug doorvaren. Het zijn bijna alleen zeilboten van de recreatievaart die een opening nodig hebben.” Maar op deze winderige dag verwacht Stouten weinig plezierboten. „Ik denk niet dat de brug vandaag één keer open hoeft.”
De brugwachter komt de dag door met onder meer vrijwilligerswerk, onder meer via internet. „En verder hebben we hier radio en tv. Ik hou het hier best vol.” Bovendien kloppen er soms passanten aan die binnen willen kijken. „En als er een automobilist is met pech, help je natuurlijk even duwen, al hoort het strikt genomen niet tot mijn takenpakket.”
Het bedienen van de brug lijkt kinderspel, maar er komen een paar regels om de hoek kijken die het lastiger maken, weet Stouten. „Bij windkracht 7 of meer mag-ie niet meer open. De kleppen van de brug kunnen dat niet hebben. Er zijn nog wel eens schippers die zeggen: Ja, maar de post in Wemeldinge geeft kracht 6! Maar daar begin ik niet aan. Als hier op mijn apparatuur 7 staat, ís het 7.”
Ook ambulances kunnen roet in het eten gooien. „Die moeten naar het ziekenhuis in Goes. Ze gaan er zo’n vijf tot tien keer in de week met spoed overheen; bij een ongeluk soms wel vier, vijf keer achter elkaar. De meldkamer belt mij dan, zodat de ambulance niet voor een open brug hoeft te wachten.” Het is Stouten desondanks toch wel eens overkomen. „Dan hadden ze niet gebeld. Je ziet ’m dan komen. Dan gooi je gauw die brug dicht, maar dat duurt natuurlijk wel een paar minuten. Veel scheelt het overigens niet, denk ik, want daarna heeft-ie tot Goes bijna geen verkeer voor zich. Maar het voelt niet lekker, zoiets.”
Ook op de brug zelf maakte de scheidende brugwachter de nodige ongevallen mee. „Ik herinner me een ernstig ongeval met een trouwauto. De chauffeur was op weg naar een bruiloft. Ik hoorde remmen en een klap. In die tijd waren er nog geen mobieltjes. Dan ben je echt de eerst aangewezene om de politie te bellen. De chauffeur heeft het helaas niet overleefd.”
Aan de Noord-Bevelandse kant van de brug hangt een beertje aan de railing. Het blijft straks alleen achter. Een Zeeuwse band maakte een lied over de knuffel: „Kleine vriend, wat ben je stil. Wat spookt er door je hoofd? Loopt het leven anders, veel anders dan beloofd?”
Stouten schudt zijn hoofd. „Ja, dat gaat over een ongeval in de jaren negentig. Een busje met twee jongens klapte tegen de vangrail. Ze vlogen allebei door de voorruit, zo de Oosterschelde in. Een van hen wist op de kant te klimmen. Van de andere is nooit ook maar iets teruggevonden. Zijn familie hangt ieder jaar weer een nieuw beertje aan de brug.”
Maar het zijn vooral de leukere dingen die Stouten bij zullen blijven, straks in Vlissingen. „Het contact met schippers bijvoorbeeld. Helaas heb ik hier nooit kunnen hengelen met een klompje, dat zou veel te gevaarlijk zijn. Ik denk trouwens dat ze vanuit Vlissingen binnen een uur al zouden bellen met de vraag of ik gek geworden was.”
De brugwachter grinnikt. „Sommige schippers hebben het al moeilijk genoeg om gewoon, zonder brokken, langs te varen. Vorige week had ik nog een mayday. Die man had zijn mast eraf gevaren. Of neem die Belgische schipper die vast kwam te zitten. Hij riep: Vanmorgen kon ik nog onder de brug door en nu raak ik ’m! Ja meneer, vertelde ik ’m fijntjes, het is nu hoogwater.”