John Cooke bracht zijn koning op het schavot
Waardig ondergaat John Cooke een onwaardig verhoor wegens vermeend hoogverraad. Vol vertrouwen heeft hij kort tevoren zijn vrouw Mary vanachter de tralies toegeroepen: „Ga maar naar huis, mijn duifje. De Trooster kunnen ze niet uit mijn hart weren.”
Ze kenden hun Bijbel doorgaans goed, de Engelse puriteinen. En dat gold niet alleen de predikanten. Wie leest hoe rechter John Cooke zijn taak opvatte, lijkt de oudtestamentische Job te horen: „Als ik blij geweest ben om de ondergang van mijn vijanden; als ik me bij een vonnis heb laten leiden door het aanzien van een persoon en niet door de rechtvaardigheid van de zaak; als ik status belangrijker heb gevonden dan godsvrucht (…), dan mag de beul mijn arm breken en de hemel de vloek uitspreken over mijn landerijen.”John Cooke is in de kracht van zijn leven wanneer hij dit schrijft. Oliver Cromwell heeft hem ontboden naar Ierland, dan nog volledig Brits. De rechtspraak vindt daar plaats volgens sterk verouderde wetten. Er zijn nauwelijks goede juristen. Schrijnend onrecht is het gevolg. Bekwaam en snel stelt Cooke orde op zaken, met de overtuiging „Gods werk” te doen en in de geest van Psalm 146. „In een week tijd behandelt Cooke meer zaken dan Westminster Hall in een jaar”, schrijft Cromwell, met een sneer naar de rechters in Londen.
Het had er aanvankelijk niet naar uitgezien dat Cooke ooit nog eens lof zou oogsten van Cromwell, dan de machtigste man van het Britse rijk. Johns vader, een overtuigd puritein en pachtboer in een gehucht bij Leicester, riskeert een bankroet door zijn zoon in Oxford en Londen te laten studeren. De pas afgestudeerde jurist is te arm om een praktijk in Londen op te zetten en zoekt daarom werk in Ierland. Eindelijk krijgt Cooke nu eigen inkomsten en kan hij zijn ”grand tour” door Europa maken, die studiegenoten al lang achter de rug hebben. Hij doet daarbij met opzet ook calvinistische kringen in Genève aan, omdat hij „bepaalde twijfels inzake de godsdienst” heeft. Opgelucht en geestelijk verrijkt keert hij terug, om in Londen te gaan praktiseren.
Barre woensdag
Weldra staat Cooke bekend als een jurist die niet alleen punctueel, maar ook betrouwbaar is, en zonder aanzien des persoons handelt, een uitzondering in die tijd. Het praktisch-theologisch onderwijs dat hij vroeger onder de prediking van de puritein Richard Sibbes heeft genoten, verloochent hij niet. Hij geeft verder blijk van een grootse visie op het rechtssysteem en neemt het op voor armen en behoeftigen. In vlugschriften bepleit hij juridische en sociale veranderingen, waarvan sommige hun tijd eeuwen vooruit zijn. Zijn doorgaans welgestelde vakbroeders briesen.
En dan breekt de 10e januari 1649 aan. Op deze barre, ijskoude woensdag zet een door het Britse ”rompparlement” ingesteld hooggerechtshof een volgende stap in een reeks dramatische besluiten: Engeland gaat metterdaad over tot de verhoring en berechting van zijn eigen koning, Charles I (Karel I). De koning heeft ruim tien jaar zonder parlement geregeerd en er zelfs twee bloedige burgeroorlogen tegen ontketend. Daarbij kwamen tienduizenden om: een op de tien volwassen Britse mannen. Het leger en het parlement eisen een proces vanwege het absolutistische, onverantwoorde gedrag van de koning op kerkelijk, financieel en politiek terrein. Daar is haast bij, want de koning, die men inmiddels -ook uit onderschepte brieven- als volstrekt onbetrouwbaar heeft leren kennen, kan ieder moment een derde burgeroorlog beginnen. Hij rekent daarbij op Ierse, Schotse en zelfs continentale, roomse hulp. Lange tijd is men teruggedeinsd voor iets dat ongekend is in de Britse geschiedenis. Nu is de maat echter vol. Bovendien wil men een signaal afgeven naar toekomstige machthebbers.
Rechters vluchten
Maar welke rechter durft het aan? Wat als de machtsverhoudingen ooit wisselen? En zich inlaten met een proces „tegen Gods gezalfde”? Veel prominente juristen die weten dat er iets broeit, blijken ineens even niet in Londen te zijn. Vrienden hebben aangeboden ook John Cooke per karos naar zijn familie in Leicester te brengen. Hij wenst zich echter te houden aan het: Gods wil geschiede. De avond is reeds gevallen als een parlementaire renbode die woensdag „het meest catastrofale dossier uit de geschiedenis” aflevert bij de jurist wiens naam de laatste dagen al eens gefluisterd is: John Cooke. Het perkament bevat de opdracht om „de aanklacht tegen de koning voor te bereiden en op te stellen.” Zijn vrouw Frances knielt neer en bidt om Gods bescherming.
Ondanks vele dreigbrieven neemt Cooke geen veiligheidsmaatregelen en gaat hij direct aan de slag, geholpen door twee collega’s. De aanklacht, die hij in een waanzinnig tempo heeft moeten formuleren, sluit af met de paragraaf waarin „genoemde Charles Stuart” ervan wordt beschuldigd „een tiran, verrader en moordenaar, en een openlijk en meedogenloos vijand van het Engelse Gemenebest” te zijn.
Onderzoeksrechter en inmiddels ook openbaar aanklager Cooke heeft niets opgenomen waarvoor geen keihard bewijs is. Ook staat vast dat de rechtbank niet uit is op de dood van Charles I en evenmin op het uitroepen van de republiek. De rechters voeren het proces open, correct en met veel geduld. Als de koning dit gerechtshof had erkend en had meegewerkt, was bijvoorbeeld verbanning nog mogelijk geweest. Nu toont hij slechts minachting voor zijn rechters -hij houdt steeds zijn hoed op- en ieder zweem van berouw ontbreekt, laat staan beloftes voor de toekomst. Op zaterdag 27 januari wordt het doodsvonnis over Charles I uitgesproken. De woensdag daarop wordt hij onthoofd.
Klok teruggezet
Slechts elf jaar later is er een totaal andere situatie ontstaan. Cooke, aanvankelijk met eerbewijzen overladen, is weer teruggegaan naar Ierland. Daar voert hij juridische hervormingen door die, naar hij hoopt, een voorbeeld vormen voor Londen. Cromwell heeft in Ierland een bloedige en tot op de dag van vandaag becommentarieerde strafexpeditie uitgevoerd, is uitgeroepen tot Lord Protector, maar sterft in 1658. Zoon Richard Cromwell blijkt ongeschikt als opvolger en treedt het volgende jaar alweer af. Het boek over de laatste levensmaanden, inclusief gevangenschap, van een „vrome” Charles I -in ieder geval niet door hemzelf geschreven- wordt bij duizenden verkocht. De koningsgezinden keren terug op hun posten, allerlei lafaards blijken opeens ook koningsgezind - en op 8 mei 1660 is met de kroning van Charles II de monarchie terug in Engeland. Vele hervormingen, waarvan diverse door Cooke ontworpen, worden teruggedraaid.
Vrijwel onmiddellijk gaat Charles over tot berechting van hen die verantwoordelijk waren voor de onthoofding van zijn vader. Cromwell en opperrechter Bradshaw zijn overleden, maar Cooke wordt in Ierland gearresteerd. De uitkomst van het proces staat van tevoren vast. De wetsartikelen waarop hij de dood zou kunnen ontlopen, zijn in verraderlijk vooroverleg buiten werking gesteld. Waardig neemt Cooke afscheid van zijn (tweede) vrouw Mary, bij wie hij één dochtertje heeft: Freelove. Hij troost Mary met de mededeling vanachter de tralies dat zijn rechters „de Trooster niet uit zijn hart kunnen weren.” Waardig werkt hij mee aan zijn proces, waardig houdt hij op het schavot een toespraak waaruit blijkt hoezeer hij God liefheeft en het beste voor zijn land heeft gezocht. Op 16 oktober 1660 wordt Cooke opgehangen en gevierendeeld, een formulering die nog veel verbloemt van het afgrijselijke lot dat zulke veroordeelden wachtte.
Onbekende
Dat Cooke in later eeuwen zo onbekend bleef, is grotendeels te wijten aan bewuste verdraaiing van feiten in de ”restauratieperiode” onder Charles II. De Australisch-Britse jurist Geoffrey Robertson (geboren in 1946) stuitte enkele jaren geleden op het oude dossier-Cooke, en zo op de echte feiten. Tijdig voordat de Britten wellicht de 400e geboortedag van Cooke zullen herdenken, schreef hij een scherpzinnig en boeiend boek: ”The Tyrannicide Brief”, uitg. Vintage Books, London.
Robertson is inmiddels een bekender jurist dan Cooke: hij instrueerde bijvoorbeeld de rechters van Saddam Hussein. Hij ziet in Cooke een voorbeeldig echtgenoot, en een bekwaam, rechtvaardig en dapper jurist, die bovendien baanbrekende juridische en sociale hervormingen heeft voorgesteld. De auteur is zelf goed thuis in de Bijbel, maar blijkt niet een geestelijke nazaat van de puriteinen. Wel benadrukt hij met citaten uit brieven en publicaties dat Cooke zijn leven lang handelde vanuit een oprecht geloof.
Het boek is een goudmijn voor historici en juristen, maar ook een getuigenis. Over de man die vanuit de dodencel aan zijn dochtertje Freelove schreef zoals hij geleefd had: „Hou bij alles wat je doet de eeuwigheid in het oog.”
JOHN COOKE
1608 geboren in regio Leicester
1634 jurist in Ierland
1646 trouwt in Londen met Frances Cutler
1649 aanklager in proces tegen Charles I
1650 keert met Frances terug naar Ierland
1658 Frances overlijdt
1659 hertrouwt met Mary Chawnor
1660 omgebracht op last van Charles II