Kerk moet werken aan mediabeleid
De kerk moet de dynamiek van de media onderkennen, aldus P. J. Vergunst (RD van zaterdag). Arnold van Binsbergen deelt zijn visie en geeft een aanvulling. Hij stelt dat communicatie de sleutel is tot het uitdragen van de boodschap van de kerk.
De kerk heeft altijd wel iets te vertellen. Ze heeft het uiteindelijk altijd over Iemand. Er is reden genoeg om een boodschap te formuleren die hout snijdt. Een nieuw onderzoek hier, een synodevergadering daar en ga zo maar door. Zo gezien is het vreemd dat de kerk (of vertegenwoordigers hiervan) bijna nooit in een televisieprogramma als Pauw & Witteman te zien is.Er is veel over communicatie te zeggen, maar ik beperk me tot het volgende. Communicatie heeft alles te maken met het overbrengen van een boodschap. Je formuleert een kernboodschap en zorgt dat deze bij je doelgroep terechtkomt. Als het goed is, geeft die er dan (in)direct feedback op.
In de kerk draait het ook om het uitdragen en overbrengen van een boodschap. Beter gezegd: dé boodschap. Er zijn veel manieren om de boodschap over te brengen, die de kerk vaak benut. Maar van een helder mediabeleid is nog geen sprake binnen de kerk. Niet verwonderlijk, omdat de kerk veelal met scepsis naar de media kijkt. Op zich is daar niets mis mee. Alleen denk ik dat de kerk eraan toe is om een mediabeleid op te zetten, mede gezien de recente ontwikkelingen die P. J. Vergunst analyseert.
Verpakking
Een ander aandachtspunt is dat we via de media op een nieuwe manier nieuwe mensen bereiken. Als we als kerk op een goede, strategische manier gebruikmaken van de media, dragen we de kerkboodschap (de blijde boodschap) over aan degenen die niet van God gehoord hebben of niet van Hem horen willen. De blijde boodschap als kerkboodschap is dan de kernboodschap.
De verpakking van de boodschap kan variëren. Bijvoorbeeld een nieuw proefschrift (en dan écht nieuw!), een synodevergadering of een nieuw onderzoek. Wie dan een goed geformuleerd en gefundeerd verhaal neerzet (de kerk heeft voldoende capabele mensen, juist ook in de gereformeerde gezindte!), geeft de kijkers een realistischer beeld van de kerk. Immers, degene die ze zien, zijn voor de kijkers ”de kerk”. Een ander beeld dan een groep „met elkaar overhoop liggende mensen” lijkt mij gewenst.
Een strategisch mediabeleid is dus aan te bevelen. Maar een dergelijk beleid heeft wel een goede grond nodig. Uiteindelijk is de liefde het die werkelijk effect heeft. Voor de vertegenwoordigers van de kerk (eigenlijk voor iedereen) betekent dit dat er voorafgaand aan een vergadering of een belangrijke keuze op de knieën gegaan dient te worden om wijsheid, zegen én inspiratie van God af te smeken. Op dat moment mag er verwachting zijn van God, Die openheid geeft om briljante en strategische keuzes te maken. Op die manier mogen wij wandelen in de goede werken die God voorbereid heeft (Ef. 2:10).
Kortom, een mediabeleid ontwikkelen is geen kerk maken van beneden af, maar vanuit een leven met de Heere overbrengen wat God ons Zelf bracht. Dat is: de verzoening met Hem. Van daaruit mogen we -van Godswege- een boodschap doorgeven. Zo’n mediabeleid heeft zin en snijdt (kruis)hout. Volgens mij zijn we ver van huis als we daar geen boodschap aan hebben.
De auteur is vierdejaarsstudent communicatie en schrijft een eindscriptie over mediabeleid en free publicity.