N.a.v. ”Einde oefening. De boodschap van de rouwadvertentie”, door Barend Weegink; uitg. Meinema, Zoetermeer, 2007; ISBN 978 90 211 4172 5; 112 blz.; € 12,90.
Rouwadvertenties worden steeds persoonlijker en openhartiger. Dat stelt ds. Barend Weegink op grond van de bijna 2000 overlijdensberichten die hij in de afgelopen zestien jaar verzamelde. In ”Einde oefening” zet de Katwijkse predikant talloze citaten daaruit op een rij. Het werd een boek dat niet vrolijk stemt.
De lezer krijgt met deze uitgave als het ware een doos vol flarden van rouwadvertenties over zich uitgestort. Ze zijn voornamelijk afkomstig uit familieberichten in Trouw en NRC Handelsblad, die voor de auteur dagelijkse kost zijn. Ook putte hij uit plaatselijke kranten en maakte hij gebruik van opmerkelijke berichten die mensen hem toestuurden.Ds. Weegink bracht een zekere ordening aan in de citaten die hem troffen. Zo wijdt hij hoofdstukken aan thema’s zoals ”Strenge, bittere dood”, ”Relativeren”, ”Je werk en je leven” en ”Bedanken en herinneren”. Na een korte introductie bij ieder hoofdstuk laat hij de citaten voor zich spreken.
De auteur ziet de advertenties terecht als een „graadmeter voor humaniteit, geloof en religie in een cultuur.” Hij signaleert in de loop der tijd onder meer veranderingen in de verwoording van het geloof. „Van belijden naar beseffen, van weten naar vertrouwen, van moeten naar mogen en van strakke opvattingen naar meer persoonlijke gedachten. (…) Vaste dogmatische kaders veranderen in diffuus religieus gevoel.” Een uitkomst die niet verrassend is, maar de lezer nog weer eens met de neus op de feiten drukt.
Slechts een kleine minderheid van de verzamelde teksten zou in de kolommen van deze krant hebben kunnen staan. Het merendeel spreekt een taal die ver afstaat van de Bijbelse visie op het levenseinde. Er passeren formuleringen zoals „Tot ziens in de kosmos”, „Door te sterven wordt men eeuwig geborgen” of „Sterven is geboren worden naar iets groters.” Van een heel andere orde is de advertentie die de eerste zin van het bekende antwoord 1 uit de Heidelbergse Catechismus, over de enige troost, vermeldt.
Sommige teksten bepalen de lezer bij de trieste werkelijkheid van suïcide en euthanasie. Andere laten iets zien van verstoorde familieverhoudingen. Schokkend is een uitspraak zoals: „Papa, ik had het graag anders gehad, maar mijn leven begint nú.” Schrijnend de tekst: „Uit een advertentie in de krant vernamen wij dat onze vader is gestorven.”
Ds. Weegink citeert ook aanwijzingen over bloemen en kleding op de dag van de uitvaart. „Bloemen, vooral bloemen”, zo valt in het ene rouwbericht te lezen. Een ander stelt: „Ze hield erg van rozen. Zelf gaf ze aan: In grote hoeveelheden graag!”
Het vriendelijk verzoek „om in gepaste kleding en vrouwen met een hoofddeksel de begrafenis bij te wonen”, valt nogal uit de toon te midden van formuleringen als „Kleed je informeel, de kleurwens van N. is geel”, „Wij stellen het op prijs dat u in vrijetijdskleding komt” of „Kleding feestelijk.”
Met ”Einde oefening” -de titel is ontleend aan het overlijdensbericht van een militair- laat ds. Weegink zien hoe er in grote delen van onze samenleving over sterven en begraven (of cremeren) wordt gedacht. Dat stemt de lezer die wil vasthouden aan wat de Bijbel hierover zegt, in meer dan één opzicht niet vrolijk. Tegelijk plaatst het hem voor de vraag hoe hij zélf tegen het levenseinde aankijkt. Om het met de woorden van ds. Weegink te zeggen: „Laat uw nabestaanden niet in onzekerheid over wat uw diepste overtuiging is.”
N.a.v. ”Einde oefening. De boodschap van de rouwadvertentie”, door Barend Weegink; uitg. Meinema, Zoetermeer, 2007; ISBN 978 90 211 4172 5; 112 blz.; € 12,90.