„Spiritualiteit gaat boven verstand en gevoel uit”
ZEVENAAR - „Spiritualiteit gaat uit boven de tweedeling tussen verstand en gevoel. Ze is een betrokken overgave en toewijding met zowel verstandelijke als gevoelsmatige aspecten.” Voor studenten van de CSFR vertelde prof. dr. G. Glas gisteren hoe verstand en gevoel volgens hem samenwerken in het ervaren van God.
„Niets kan ons garanderen dat het goed zit in onze relatie met God”, zegt Glas. „We kunnen Hem niet identificeren met iets van de werkelijkheid die wij kennen. Zelfs voorstellingen of taal schieten tekort. Anders zouden we kunnen zeggen: „Ik geloof, want…”, en zo wordt toch weer iets van onszelf, een gevoel of een bepaalde voorstelling, de grond van het geloof. Terwijl geloof overgave is.”Psychiater en hoogleraar Glas sprak vrijdag op de vijfdaagse winterconferentie voor CSFR-studenten in Zevenaar over de plaats van verstand en gevoel in het geloof. Vanuit een psychologische invalshoek werd het thema christelijke spiritualiteit belicht.
Menselijke ervaringen zijn volgens Glas niet toereikend om het geloof op te baseren. „Dan maken we het aanbod van genade toch weer afhankelijk van iets in onszelf. De ervaring komt mee in het geloof. Het accent moet niet bij de mens liggen.”
De Leidse hoogleraar waarschuwde de studenten voor de resultaten van de wetenschap op dit punt. „Onderzoek waarin een relatie wordt gelegd tussen religieuze beleving en hersenactiviteit bewijst niets. Soms denken mensen dan dat religie berust op de werking van de hersenen. Maar ik draai het liever om: wat zegt het over onze hersenen dat wij religieuze wezens zijn?”
Spiritualiteit is veel meer dan het gevoel. „Het is met heel het leven vervlochten. Het is ook iets algemeen menselijks, de kern van het bestaan. Zeker in de menswetenschappen kom je altijd bij dit punt uit. Je merkt het aan het feit dat de gangbare schema’s niet meer kloppen.”
Voorbij de polen van verstand en gevoel zocht Glas in zijn lezing naar een definitie van christelijke spiritualiteit. Ter illustratie haalde hij Zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus aan. „Het geloof is niet verstandelijk kennen plus emotioneel vertrouwen. Het ”zekere weten” duidt op betrouwbaarheid, terwijl het ”vaste vertrouwen” een rationele component heeft. Verstand en gevoel zijn in het geloof met elkaar verweven.”
De verhouding tot God, zoals Glas de christelijke spiritualiteit omschrijft, werd door Augustinus gezien als een kwestie van verinnerlijking. „Zintuigen werden buitengesloten en men keerde zich naar binnen. Men komt tot gevoelens van schuld en schaamte, om dan van binnen naar boven op te stijgen. De reformatorische traditie heeft het accent op de innerlijkheid vastgehouden. Calvijn zegt dat ware godskennis leidt tot zelfkennis.”
Maar Augustinus’ kijk op de spiritualiteit heeft ook een neoplatonische trek, nuanceerde Glas. „Daar heeft de reformatorische traditie weliswaar afstand van genomen, maar ze is er niet helemaal van gevrijwaard gebleven. Lang hebben het lichaam, de zintuigen en de emoties een ondergeschikte positie ingenomen ten opzichte van het verstand en het geloof.”
Daar moeten we vanaf, vindt Glas. „Ook moeten we het ervaren van God niet beperken tot de binnenkamer. In de natuur, in de schoonheid en in de omgang met de medemens ervaren we ook God. Dat is in de reformatorische traditie soms vergeten. Ik wacht ervoor om deze alledaagse ervaringen op te geven.”
Glas noemde de recensies in NRC van uitvoeringen van de Matthäus Passion als voorbeeld. „In betrokken religieuze taal komt de verhouding tot het absolute in een seculiere krant naar voren.”