Het failliet van de ledendemocratie
Minister Ter Horst wil de ledendemocratie met extra subsidies versterken. Maar de PVV en Trots op Nederland willen helemaal geen leden. Het is te gemakkelijk om hun geluid te negeren. Politicoloog Andeweg vindt dat het partijstelsel toegankelijk moet zijn voor stichtingen en BV’s, en niet alleen voor ledenverenigingen.
Rita Verdonk weet wat ze moet zeggen. Rechts? „Ik ben niet links, ik ben niet rechts. Ik bedrijf gewoon nieuwe politiek, politiek die doet wat de mensen in het land willen.” Mijn kiezers? „Ik richt me op de 98 procent die niet aangesloten is bij een politieke partij.”Op de dag dat ze haar nieuwe beweging Trots op Nederland presenteerde, woensdag 17 oktober, mochten kranten, radio en televisie op haar werkkamer langskomen voor een interview. Elk medium tien minuten. En steeds was haar boodschap hetzelfde: een beweging, geen partij.
Verdonk staat voor nieuwe politiek, dat wil ze uitdragen. Leden heeft ze niet nodig, zo is haar overtuiging. Leden staan voor oude politiek, voor stroperigheid, partijbenoemingen, lijstjescultuur, applausmachines en baantjesjagers.
Trots op Nederland is niet de enige met het concept van een ledenloze beweging. Beroemd voorbeeld is Forza Italia van mediamagnaat Berlusconi. De Italiaan was dankzij de massale bijval voor zijn volksbeweging vijf jaar premier. In Nederland weigert de PVV een lidmaatschapsstructuur in te voeren. „Leden leveren alleen maar gedoe op”, zegt partijleider Geert Wilders.
Wantrouwen
De kiezer lijkt het niets te deren. De ledenloze PVV bezet negen Kamerzetels en staat in de peilingen op zo’n dertien zetels. Trots op Nederland zou volgens opiniepeilers op ongeveer vijftien zetels kunnen rekenen.
Is sprake van een nieuwe trend? Is de rek uit het fenomeen ledenpartij? Prof. dr. R. B. Andeweg, hoogleraar empirische politicologie in Leiden, begrijpt de aanpak van Verdonk en Wilders wel. „Het einde van het huidige ledenstelsel is in zicht. Nog maar heel weinig burgers zijn lid van een politieke partij. Het woord partij roept een nare smaak op. Ik zou iedereen die een nieuwe partij wil beginnen, afraden zichzelf een partij te noemen.”
Politieke ledenpartijen ontstonden meestal in de twintigste eeuw als politiek verlengstuk van een ideologie of levensbeschouwing. Protestanten stemden op de ARP, de CHU of de SGP. Socialisten op de SDAP en later op de PvdA. Partijlidmaatschap hoorde er vaak gewoon bij. Maar de geëmancipeerde burger is niet meer trouw: niet aan zijn kerk, niet aan zijn omroep, niet aan zijn kleine kruidenier en niet aan zijn partij.
In 1946 was nog zo’n 15 procent van de Nederlanders lid van een partij, twintig jaar later was dat 7 procent, momenteel is minder dan 3 procent van de kiesgerechtigde Nederlanders lid van een partij - al is het percentage partijleden de laatste jaren iets aan het stijgen. Er zijn nog meer cijfers te noemen. Van alle instituties in het politieke bestel is het wantrouwen in partijen verreweg het laagst. Ruim 70 procent van de burgers heeft vertrouwen in de pers, 50 procent heeft vertrouwen in het parlement, en slechts 34 procent heeft nog fiducie in politieke partijen.
Andeweg: „De partijen zijn ontworteld geraakt. Ze zijn ooit ontstaan uit de maatschappij om delen van die maatschappij te vertegenwoordigen bij de overheid. Die wortels in de maatschappij verschralen, en daarmee gaan ook allerlei functies van partijen verloren. Zo hadden partijen vroeger de taak om hun standpunten, vaak in rokerige zaaltjes, uit te leggen.” Massamedia als televisie en internet hebben die oude functie grotendeels overgenomen.
Stichting
Geweeklaag over de ledenpartij en gedweep met „de mensen in het land”, zoals Verdonk en Wilders doen, is iets van alle tijden, erkent Andeweg. Maar er is volgens hem meer aan de hand. Voor het eerst in de parlementaire geschiedenis gaan partijen bewust tegen de wettelijke eis van de overheid in om de lidmaatschapsstructuur in te voeren.
In Nederland moet een partij, wil ze meedoen aan de verkiezingen, aantonen een ledenvereniging te zijn, en dus minimaal één lid hebben. En voor overheidssubsidie voor de partijorganisatie heeft de partij minimaal duizend leden nodig.
Andeweg: „Wat je dan ziet is dat mensen als Wilders, en straks vast ook Verdonk, de wet naar de letter naleven maar die in feite uithollen door rare constructies zoals een vereniging met maar één lid. Wilders richtte een vereniging op, werd zelf lid en kondigde vervolgens een ledenstop af omdat de vereniging anders te groot zou worden. Daar is ons verenigingsrecht natuurlijk nooit voor bedoeld.”
De politicoloog vindt dat Wilders wel bijna „gedwongen” wordt tot deze vorm. „Nog geen 3 procent van de burgers is lid van een partij. Ik zie gewoon niet in waarom partijen per se een ledenvereniging moeten zijn. Ik begrijp dat de overheid partijen wil kunnen aanspreken op hun gedrag. Dus er moet een wettelijke grondslag zijn. Maar waarom kan Wilders niet een stichting zijn? Waarom kan hij niet een maatschap vormen, of een NV of BV? Voor mijn part gaan ze naar de aandelenbeurs. De overheid moet zich daar helemaal niet mee willen bemoeien.”
Gegeven de terugloop van de ledenaantallen en het wantrouwen in partijen zou het volgens hem „verstandig zijn om de markt open te gooien en politieke groeperingen zelf hun organisatievorm te laten kiezen.”
Fortuyn
Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken wil, paradoxaal genoeg, de ledenpartij versterken. Terwijl het maatschappelijke draagvlak voor politieke partijen afkalft, hoopt zij met extra subsidies de ledendemocratie te kunnen versterken.
„Verschrikkelijk regentesk” en „onverantwoord”, oordeelt Andeweg. „De minister houdt de partijen kunstmatig met staatssubsidies in stand, ze bouwt een huis op smeltend ijs. Mensen geloven niet meer dat de gevestigde politieke partijen hen echt vertegenwoordigen, dat moet de minister niet wegwuiven.”
Hij vreest wel eens een herhaling van de Fortuynrevolte in 2002. „Het enige wat nodig is, is een concreet vraagstuk waar een populistische politicus gebruik van kan maken om de mensen tegen de Haagse klasse te mobiliseren. Zes jaar geleden was dat het integratievraagstuk. De uitbreiding van Europa met Turkije is typisch een onderwerp waarbij die spanningen zich opnieuw kunnen voordoen.”
Andeweg hoopt dat hij geen gelijk krijgt. Eén ding weet hij zeker. „We zullen het partijstelsel anders moeten organiseren. Want krampachtig vasthouden aan wat we nu hebben, en geen ruimte bieden aan nieuwe vormen van bindingen, is struisvogelpolitiek.”
„Ik sta voor nieuwe politiek, politiek die doet wat de mensen in het land willen.” Dat was haar boodschap op de dag dat ze haar nieuwe beweging, Trots op Nederland, presenteerde, en dat is ook nu haar verhaal. „Ik ga, samen met de mensen in het land, de problemen oplossen.”
Rita Verdonk zegt het rustig maar gedecideerd. Ze heeft haar intrek genomen in een uithoek van het Binnenhof. Helemaal aan het einde van de gang, in de nok van het oude Tweede Kamergebouw, daar is ze gehuisvest. Aan de wand hangen foto’s. Verdonk op een schip, fier achter het roer, Verdonk op de fiets, Verdonk te midden van zes stoere kerels. „Altijd met windkracht 12 om je oren is ook niet fijn”, zegt het onderschrift.
Waarom een beweging en geen ledenpartij? Verdonk: „In de eerste plaats kan een beweging een veel flexibeler organisatie opzetten dan een partij. Je hebt geen last van overbodige tussenlagen. De gevestigde partijen hebben afdelingen, afdelingsbesturen, dan zijn er regionale afdelingen, en dan pas kom je bij het landelijke niveau. Daardoor geef je de burger het idee ver van de Haagse werkelijkheid te zitten.
In de tweede plaats maakt een beweging het mogelijk om direct contact te hebben met de burgers in het land. Natuurlijk zullen we ons organiseren, hoogstwaarschijnlijk zelfs via kieskringen. Maar uiteindelijk krijgt de burger het bij mij voor het zeggen. Het is de hoogste tijd dat mensen niet alleen maar wat horen vanuit Den Haag, maar dat ze daadwerkelijk iets hebben in te brengen.”
De leider van Trots op Nederland ziet veel heil in internet. Geen lange ledenvergaderingen en stroperige besluitvorming, maar directe zeggenschap via de website. In april moet haar nieuwe site, met veel interactieve mogelijkheden, de lucht ingaan. „Wij zullen op die manier onze politieke koers vaststellen.”
De tijd is er rijp voor, denkt Verdonk. „Het partijstelsel zoals we dat nu kennen, dateert van een heel andere tijd. Zeventig jaar geleden was het opleidingsniveau veel lager. Nu komen veel meer mensen in aanmerking voor besturen. Bovendien zijn nieuws- en informatiebronnen veel toegankelijker geworden. Meer mensen dan vroeger hebben een mening over politiek, en ze kunnen die via allerlei wegen kenbaar maken.”
Trots op Nederland gaat luisteren naar „de mensen in het land.” Retoriek is het niet. Natuurlijk niet, zegt Verdonk. „Ik heb als minister heel duidelijk laten zien dat ik wat ik beloofd heb ook daadwerkelijk doe. Dat ga ik in dit geval ook doen. Op mijn lijst zullen geen namen voorkomen van mensen uit het Haagse circuit. Ze komen allemaal uit het land, gewoon redelijke, weldenkende mensen.
We zullen een tien- of twaalfpuntenplan opstellen, en samen met de burgers gaan wij de problemen in het land oplossen: de files, de ouderenzorg, de jeugdzorg, de veiligheid, immigratie, integratie. Misschien zijn wij wel veel democratischer dan de traditionele partijen.”
Geert Wilders heeft zijn werkkamer ingericht met het klassieke, donkere meubilair van zijn vroegere leermeester Bolkestein. Grijnzend: „Ik zal Bolkestein eens uitnodigen. Dan ga ik achter het bureau zitten en mag hij ervoor, op dit kleine stoeltje, zitten.”
Het tekent de branie van Wilders. Hij is fractieleider, partijvoorzitter en het enige lid van de succesvolle PVV. Ruim een jaar zit hij nu met zijn negenkoppige fractie in de Tweede Kamer. In de peilingen staat de partij steevast op vijftien zetels.
Leden heeft de PVV niet. Wilders wil „LPF-toestanden” voorkomen. „Bij de LPF hadden de verkeerde mannen, in de verkeerde auto’s, met de verkeerde portemonnee het voor het zeggen. Dat veroorzaakte een hoop ellende. Op die chaos zit ik niet te wachten.”
Maar er is nog een belangrijker, principieel, bezwaar tegen de lidmaatschapsstructuur, vindt Wilders. „De kritiek van velen is dat wij niet democratisch zijn. Maar mijn stelling is dat de structuur van gevestigde partijen een vorm van schijndemocratie is. Ze hebben weliswaar ledenvergaderingen, maar uiteindelijk heeft dat met representatie niets te maken. Alleen baantjesjagers en mensen met functies zijn op een partijvergadering aanwezig; de raadsleden, staatsleden, lokale bestuursleden, mensen die allemaal opkomen voor hun eigen, enge belangetje en niet voor het algemene partijbelang.
Ik kom zelf uit Limburg. Ik heb vaak gezien dat VVD’ers uit Limburg op partijvergaderingen zeiden: Wees nou niet te hard voor het CDA, want we moeten straks nog een coalitie met ze vormen.”
Het is een „pervers en achterhaald” systeem, mijmert de PVV-leider. „Nog geen 3 procent van alle Nederlanders is lid van een partij. Mensen zitten helemaal niet te wachten op die oude partijstructuren. Ze willen gewoon dat er naar hen wordt geluisterd. Bij de verkiezingen zal vanzelf wel blijken door welke partij kiezers zich het meest gerepresenteerd voelen.”
En het idiote is, zegt Wilders, dat de financiering gekoppeld is aan de lidmaatschapsstructuur. Om voor overheidssubsidie in aanmerking te komen moet een partij minstens duizend leden hebben. De PVV loopt op die manier jaarlijks zo’n 9 ton euro aan subsidie mis. Wat de partij via donaties binnensleept is maar een schijntje van dat bedrag.
Wilders neemt het voor lief. Hij heeft liever een platte partijorganisatie dan een „stroperig apparatsjik” waar „macht het hoogste doel” is. „Bij de gevestigde partijen duurt het jaren voordat goede mensen met goede ideeën iets te zeggen krijgen. Ze moeten een ontzettend lang traject door. Ik plaatste voorafgaand aan de verkiezingen in twee kranten een advertentie. Op die manier heb ik geniale Kamerleden geworven. De PVV maakt ook gebruik van goede ideeën van burgers. Wij zijn van de korte lijnen. Slechte ideeën gaan bij ons zo de prullenbak in, de goede worden onmiddellijk gebruikt.”