Met hartstocht sjorren aan de stad
Hij was zeven jaar minister van Onderwijs, zeven jaar voorzitter van de Tweede Kamer, elf jaar burgemeester van de derde stad van Nederland en al die tijd bedeeld met tal van nevenfuncties. Weet Wim Deetman (62), die volgende week afscheid neemt van Den Haag en zijn loopbaan voortzet bij de Raad van State, wat het betekent rustig aan te doen? „Ik ben dag en nacht op sjouw voor de stad, maar bij alle drukte die mijn werk met zich meebrengt, heb ik een groot voorrecht: ik kan slapen wanneer het mij uitkomt.”
Bij het scheiden van de markt loopt zijn agenda aan alle kanten over. Enkele dagen voor zijn definitieve vertrek uit het Haagse stadsbestuur moet er nog veel werk worden verzet. Maar voor een gesprek met deze krant schuift CDA’er Deetman de dossiers op zijn bureau graag even opzij, al is zijn tijd beperkt en kan slechts een klein aantal aspecten van zijn loopbaan aan de orde komen. Gastvrij nodigt hij uit om plaats te nemen in een van de modern vormgegeven stoeltjes op zijn werkkamer met uitzicht op het Haagse Spuiplein.„Ik heb een zwak voor het Reformatorisch Dagblad”, zegt hij ongevraagd. „In de tijd dat ik minister van Onderwijs was, werd ik op de voet gevolgd door een van de politieke redacteuren, Piet van de Breevaart. Hij was onafhankelijk en kritisch. Maar hij heeft mij wel recht gedaan. Dat heb ik altijd in hem gewaardeerd.”
Andersom zeggen Van de Breevaart en anderen met hem dat u een politicus bent die zijn pappenheimers door en door kent. „Heeft een neus voor problemen en kansen.”
„Moet ik dat ontkennen? Ik kan dat moeilijk beoordelen; ik doe mijn werk en dat doe ik naar mijn beste vermogen. Ik lees wel mijn stukken. Dat kan ik bevestigen.”
Volgens directeur Ralph Pans van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de organisatie waarvan u tot eind dit jaar bestuursvoorzitter bent, schroomt u niet om af en toe behoorlijk blufpoker te spelen.
Lacht breeduit. „Haha, ik ben een onderhandelaar, dat is ontegenzeggelijk waar. Dat hoort bij het vak, vind ik.”
Sommigen zeggen dat u breedsprakig bent.
„Ja en nee, soms wel, soms niet.”
Als u het bent, is het dan vanuit strategisch oogpunt? Eerst de ander uitputten met uitvoerige uiteenzettingen en daarna toeslaan?
Afwerend: „Nee, nee, het is niet mijn bedoeling mensen te vermoeien en ze hun concentratie te ontnemen. Soms moet je dingen duidelijk maken en heb je tijd nodig om uitleg te geven. De een zegt: Hij duwt door. De ander zegt: Hij dramt door. Eenieder doet het op zijn manier. Als ik het gevoel heb dat de redenering die ik naar voren breng of de zaak waarvoor ik opkom terecht is, dan kan ik vasthouden. Dat is het eerste. En het tweede: ik wil graag pogen anderen daarvan te overtuigen en er samen uit te komen. Dat lukt natuurlijk niet altijd, en als het niet lukt - het zij zo.”
Is het vak van burgemeester in fysiek opzicht zwaar?
„O ja, er wordt op een gigantische manier beslag op je gelegd. Het werk eist veel: energie, aandacht, tijd. Ik ben de afgelopen jaren met grote inzet en groot enthousiasme, soms met felheid, voor de stad bezig geweest. En toch merk ik, nu ik van functie verander, dat ik het werk gemakkelijk kan loslaten. Ik slaap ook uitstekend. Dat laatste ervaar ik als een groot voorrecht.”
Minister Donner zei onlangs vier uur per nacht nodig te hebben.
„Hij is wat jonger dan ik. Straks heeft hij iets meer nodig, vermoed ik. Of ik de zes haal? Dat gebeurt zelden, geen twijfel mogelijk. Wat voor mij belangrijk is: ik kan slapen, maar ik kan ook slapen wanneer het uitkomt. Ik ben nogal eens onderweg. Een uurtje in het vliegtuig is voor mij een ideaal moment de ogen even dicht te doen.”
Is er in de hectiek van de dag tijd voor meditatie en persoonlijke bezinning?
„Minder dan wanneer je een rustig leven zou leiden. Daar moet je reëel in zijn. Zeker naarmate je in een grote stad langer meedraait, ben je een centrale figuur. Mensen komen bij nacht en ontij, hoewel het bij nacht gelukkig meevalt, met hun problemen naar jou toe. Zij hebben vertrouwen in je.”
„Ik lees dagelijks in de Bijbel, ’s zondags ga ik naar de kerk, en wat ik daar hoor, neem ik mee voor de rest van de week. Als burgemeester moet je nogal eens optreden, in allerlei zaken, soms zeer serieuze. Er zijn momenten waarop je direct of indirect iets van je drive kunt laten zien. Over het algemeen wordt dat erg gewaardeerd.”
Hoe zou u uw drive willen omschrijven?
„In mijn werk als bestuurder gaat het om het samen stad zijn. Of, om het met de woorden van Job Cohen te zeggen: proberen de boel bij elkaar te houden. Daarin speelt mijn geloofsovertuiging een grote rol. Wie je bent en wat je gelooft, komt tot uiting in je woorden, maar niet alleen daarin, ook in wat je doet en hoe je iets doet. Mensen voelen haarfijn aan uit welke hoek de wind waait.”
Als burgemeester heeft u enkele grote crises meegemaakt. In 1997, een jaar na uw aantreden, kwam een Turks-Koerdische moeder met haar vijf kinderen om bij een brand in de Schilderswijk.
„De helft van het gezin verloor het leven. De spanningen in de wijk laaiden hoog op. Er gebeurde van alles, omdat heel Nederland, tot en met enkele leden van het kabinet toe, verkondigde dat extreem rechts erachter zat, zonder dat iemand bij mij of bij de politie navraag had gedaan. Wij waren daar allerminst zeker van. Gelukkig zagen we kans de emoties in goede banen te leiden. Uiteindelijk bleek het te gaan om een familieconflict dat volledig uit de hand was gelopen.”
Wat was in die ogenblikken uw rol?
„De taak van een burgemeester is in zulke crises veel centraler dan ik vooraf had kunnen vermoeden. Niemand wordt ervoor opgeleid, je wordt ervoor geplaatst.
Ik moest leidinggeven, de stad besturen en op orde houden. Tegelijk moest ik emoties kanaliseren, ruimte bieden aan verhalen. Ook daarom liet ik er mijn gezicht zien. Tot op zekere hoogte ging ik mee in de dramatiek. Om de bewoners te laten merken: wat hier is gebeurd, gebeurde niet op de Noordpool, maar in onze stad, het gaat ons allemaal aan.”
Van meer recente datum zijn de arrestaties van twee moslimterroristen na een langdurige belegering van de Antheunisstraat. Hoe ziet u daarop terug?
„Op zich is de operatie professioneel verlopen. Maar ik was niet ingelicht en dat was in strijd met de regels die de landelijke overheid zelf voor dit soort ingrepen heeft bedacht. Eén ding weet ik bovendien zeker, al kan ik geen bewijzen aanleveren: als de driehoek (het beraad van burgemeester, commissaris van de politie en hoofdofficier van justitie, red.) zou zijn geïnformeerd, zou de hele operatie zijn afgeblazen. Wij zouden hebben gezegd: Het gebeurt niet, zeker nu niet.”
Waarom zou u uw veto hebben uitgesproken?
„Het was onverantwoord. Ik ben ervan overtuigd dat de landelijke overheid door het oog van de naald is gegaan. Voor hetzelfde geld waren er dodelijke slachtoffers gevallen. Dat zou een geweldige impact hebben gehad op moslims.
Naar mijn overtuiging had de nationale recherche een verkeerde inschatting gemaakt van de lokale situatie. Het tijdstip waarop de belegering plaatsvond, was bovendien uiterst gevoelig: die nacht had voor moslims een speciale waarde. Daar had de nationale recherche geen erg in.”
Houdt u diep in uw hart nog rekening met terreur in de hofstad?
„Rekening ermee houden is niet het goede woord. Ik kan niet zeggen: In Den Haag zal nooit een aanslag plaatsvinden. We bereiden ons voor op wat zou kunnen gebeuren.”
Terreur kan ook worden bestreden door islamitisch fundamentalisme bespreekbaar te maken en met moslims in gesprek te gaan. Er zijn mensen die bij zo’n aanpak vragen stellen en harde maatregelen bepleiten.
„Het valt mij op dat vooral jongeren openstaan voor radicalisering. Zij hebben problemen waarmee hun ouders niet altijd goed raad weten. Ons parool is: naar de jongens toegaan, netwerken opbouwen, moeilijke punten benoemen en bespreken, de ouders erbij betrekken en keihard investeren in onderwijs en in de arbeidsmarkt.”
Opmerkelijk genoeg is het debat over integratie in Den Haag veel minder heetgebakerd dan in Amsterdam. Hoe verklaart u dat?
„Heel eenvoudig: wij hebben het debat nooit gewild. We geloofden er niet in. Ik heb altijd gezegd: Neem de mensen zoals ze zijn, probeer te begrijpen waarom de jongeren zo dwars zijn. Dat is van alle tijden. Ik ben de afgelopen jaren op plekken geweest waar ik ook als minister van Onderwijs kwam. Ik stuitte er op exact dezelfde problemen, alleen waren de kinderen toen van Nederlandse komaf en nu van allochtone.”
Wat doet uw collega-burgemeester Cohen verkeerd?
„Ik kan wel zeggen: Ja, wij doen het in Den Haag beter dan in Amsterdam, maar ik kijk wel uit. Amsterdam is een ingewikkelde stad, veel ingewikkelder dan Den Haag, je kunt er de methode Den Haag dus niet op loslaten.”
„Wij hebben ons in het debat over integratie niet thuis gevoeld. Het was ons te doen om burgerschap: je bent een minderheid, je krijgt een eigen plek in de samenleving, je hebt je rechten, maar je hebt ook je plichten. Dat komt jou ten goede, maar ook de ander.”
Als voorzitter van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (ICO) was u begin deze maand bij het afscheid van aartsbisschop Simonis. In een interview met deze krant zei de kardinaal te lijden aan de ”Umwertung aller Werte”, de omkering van waarden en normen, in de samenleving. Deelt u dat met hem?
„Tijdens mijn gehele politieke carrière kwam ik kardinaal Simonis verschillende malen tegen, op ontspannen en minder ontspannen momenten. Hij leed aan ontwikkelingen in de kerk en hij is daar onvoldoende voor gewaardeerd, vind ik.”
Maar lijdt ú eraan?
Onverstoorbaar: „Ik begrijp hem. Daarmee geef ik ook iets aan van hoe ikzelf tegen een aantal zaken aankijk. Dat wil niet zeggen dat ik eraan lijd, want dat is niet zo. Mijn rol als bestuurder is een andere dan die van een geestelijke.”
Is er wat u betreft sprake van een Umwertung aller Werte?
„Minder, naar mijn indruk, dan wij denken. De wereld waarin wij leven verandert, wij veranderen zelf ook. Niet alles gaat altijd goed, dat moeten we durven erkennen, maar er is ook veel dat wel goed gaat. Zeker, er zijn ontwikkelingen die zorgen baren, maar de vraag is: hoe ga je ermee om?”
Wat baart u de meeste zorgen?
„Ik heb mij het afgelopen jaar niet thuis gevoeld in de landelijke discussie omtrent asielzoekers en illegalen. De manier waarop over deze mensen is gesproken, vond ik beneden peil. Ik ben blij dat we in Den Haag niet aan het debat hebben deelgenomen, maar dat we hebben gezocht naar wat ons verbindt. Daarbij speelden diepere drijfveren een rol: ons is veel toevertrouwd, dat moeten we goed beheren. Dat laatste betekent voor mij dat we ook moeten delen met mensen die om allerlei redenen een betere plek onder de zon proberen te vinden. Dat is toch heel menselijk?”
De kardinaal dacht ook aan een onderwerp als homoseksualiteit. In uw stad trouwen homo’s, iets dat vijftig jaar geleden volstrekt ondenkbaar zou zijn.
„Dat heeft te maken met inzicht. Ik heb als burgemeester een aantal huwelijken voltrokken. Men dacht dat ik dat niet wilde doen, ik heb het wel gedaan.”
Niet iedereen begrijpt dat van u.
„Dat onderken ik. Daarom ben ik blij dat u het aan de orde stelt. Ik heb het over het burgerlijk huwelijk. Wanneer ik mensen tegenkom die met elkaar verder willen en daarbij beloven elkaar trouw te zijn en elkaar terzijde te zullen staan in voor- en tegenspoed, dan is dat naar mijn overtuiging een groot goed voor de samenleving.”
Het gaat in tegen wat de Schrift, ook uitgangspunt in uw denken en doen, over homoseksualiteit zegt.
„De Schrift is minder eenduidig dan tegenstanders zeggen. Dat is de eerste opmerking die ik wil maken. We moeten op dat punt voorzichtig zijn. In de tweede plaats wijs ik erop dat we als overheid met een wens worden geconfronteerd om een huwelijk juridisch vast te leggen, met alle consequenties van dien, want het is bepaald niet iets vrijblijvends waar twee mensen aan beginnen. Zo’n wens mag je, dunkt mij, niet zomaar naast je neerleggen.”
„Ik heb mezelf de vraag gesteld: Waar haal je als overheid het recht vandaan om in een samenleving waarin individualisering en een houding van alles-moet-kunnen-en-niemand-maakt-me-wat de boventoon voeren, zoiets moois als een verbond van trouw en liefde te weren? Je moet wel een heel zwaar argument hebben om te zeggen: Niks mee te schaften.”
Het CDA heeft aan de omkering van waarden te weinig weerstand geboden. Irriteert zo’n stelling u?
„De mensen mogen hun opvattingen hebben en naar hartenlust ventileren, maar het irriteert mij wel, ja. Kijk bijvoorbeeld naar wat er nu gebeurt in de ChristenUnie. De punten waarom sommigen zich van het CDA hebben afgekeerd, worden ook niet door de ChristenUnie gerealiseerd. Dat kan ook niet. De ruimte is er niet. Dat heeft te maken met het feit dat Nederland in cultureel en religieus opzicht uitermate divers is. Dat kun je betreuren of niet, maar als overheid moet je ervoor zorgen dat je mensen samenbindt en dat je dat wat samenbindt, versterkt en zichtbaar maakt.”
Voor de ChristenUnie is de abortuswetgeving geen obstakel meer voor deelname aan een coalitie; veel leden hebben geen moeite met homoseksuele praxis. Is er nog verschil tussen deze partij en het CDA?
„Die vraag stel ik mezelf ook. En wel als een retorische vraag.”
Wanneer gaan beide partijen samen?
„Dat is een groeiproces. Het hangt van vele factoren af. Laat ik het zo formuleren: Deze coalitie kan ertoe bijdragen dat mensen dichter bij elkaar komen en dat ze bereid zijn over de schaduw van het verleden heen te springen.”
Kan een fusie binnen enkele jaren gerealiseerd zijn?
„Ik kan alleen de hoop uitspreken dat het een keer gebeurt. Wanneer weet ik niet. Wat ik zie, is dat de ChristenUnie zich positief opstelt. Even was ik bang dat de partij zich al te belerend zou opstellen. Dat is gelukkig niet gebeurd.”
Een stadspredikant zei eens in een terugblik op zijn ambtelijk werk: Ik vraag me wel eens af wanneer ik op principieel terrein de laatste bocht neem. Herkenbaar?
„Het antwoord is nee. Het dilemma waarvoor christenpolitici staan is of zij bereid zijn vuile handen te maken of niet. Daar mag je verschillend over denken. Naar mijn overtuiging schiet je tekort in je verantwoordelijkheid als je geen gebruikmaakt van de mogelijkheden om vanuit je politieke opvattingen invloed uit te oefenen op allerlei ontwikkelingen in de samenleving. Je mag als bestuurder sjorren aan en sjouwen met de stad. Ik doe mijn werk altijd met hartstocht. Maar op een gegeven moment weet je dat wij gelukkig niet heel de wereld op onze schouders hoeven te nemen. Uiteindelijk is er slechts Eén Die stuurt. Het heeft iets ontspannends en onbekommerds als je je door dat besef laat leiden.”
Levensloop
Willem Joost Deetman werd in 1945 geboren in Den Haag. Na zijn studie politicologie werd hij medewerker en later directeur van de Vereniging Besturenraad Protestants-Christelijk Onderwijs in Nederland. Van 1974 tot 1981 was hij raadslid voor de CHU in Gouda. In 1981 kwam hij voor het CDA in de Tweede Kamer.
Deetman was minister van Onderwijs in de kabinetten-Lubbers I en II en voerde strenge bezuinigingen door. Van 1989 tot 1996 was hij voorzitter van de Tweede Kamer. Daarna maakte hij de overstap naar het gemeentelijk bestuur en werd hij burgemeester van Den Haag.
Hagenaren zijn trots op hun ”Deet”; volgens hen heeft hij Den Haag op de wereldkaart gezet als internationale stad van recht, vrede en veiligheid. Allerlei instituten en gerechtshoven hebben zich er de afgelopen jaren gevestigd.
Deetman vervult tal van nevenfuncties. Zo is hij voorzitter van de Stichting ter Bevordering van de Christelijke Pers, die onder meer toezicht houdt op de identiteit van dagblad Trouw.
Wim Deetman is getrouwd, heeft twee kinderen en één kleinkind.