Ontmoeting tussen Olmert en Abbas
JERUZALEM - De Israëlische premier Ehud Olmert en de Palestijnse president Mahmud Abbas hebben donderdag overleg gevoerd in Jeruzalem. Dit is door woordvoerders van beide partijen gisteren bevestigd. Over twee weken komt de Amerikaanse president George Bush naar het Midden-Oosten.
Olmert en Abbas proberen de vredesbesprekingen die eind november in het Amerikaanse Annapolis van start gingen op gang te houden. Het overleg verkeert in een impasse door de aankondiging van Israël dat het de nederzetting Har Homa bij Jeruzalem met ruim 300 huizen gaat uitbreiden. De Palestijnen eisen dat het plan wordt ingetrokken. Pas dan willen zij praten over twistpunten als vluchtelingen, grenzen en de toekomst van Jeruzalem.Een meerderheid van de Israëliërs en de Palestijnen denkt dat de Midden-Oostenconferentie in Annapolis een mislukking was en dat hun leiders er volgend jaar niet in zullen slagen een vredesovereenkomst te sluiten. Dat blijkt uit dinsdag gepubliceerde resultaten van een peiling.
Hoewel de vredesbesprekingen tussen Israël en de Palestijnen in Annapolis voor het eerst in zeven jaar werden hervat, beschouwt 74 procent van de Israëliërs en 59 procent van de Palestijnen de conferentie als een mislukking. Slechts 23 procent van de Palestijnen en 8 procent van de Israëliërs gelooft dat hun leiders er in zullen slagen om voor 2009 een vredesovereenkomst te tekenen, zoals ze in Annapolis aankondigden. Van de ondervraagde Israëliërs denkt iets meer dan de helft dat er geen einde zal komen aan het geweld. Van de Palestijnse bevolking is dat 32 procent.
In Israël hebben militaire aanklagers geconcludeerd dat het gebruik door Israël van clusterbommen tijdens de oorlog in Libanon in 2006 rechtmatig was. Dat heeft het Israëlische leger maandag bekendgemaakt. Er wordt daarom niet overgegaan tot vervolging.
De aanklagers concludeerden dat het gebruik van clusterbommen ten tijde van de oorlog een „concrete militaire noodzaak” was om raketaanvallen op Israël te voorkomen.
Verder stelde de hoofdaanklager vast dat „het duidelijk was dat het merendeel van de clusterbommen is afgevuurd op open en onbewoonde gebieden waar eenheden van Hezbollah opereerden en geen burgers aanwezig waren.” Volgens het onderzoek zijn de clusterbommen alleen op bewoonde gebieden afgevuurd „als directe verdediging tegen raketaanvallen door Hezbollah” en heeft het Israëlische leger al het mogelijke gedaan om burgerslachtoffers te vermijden. De advocaat-generaal van het leger heeft de zaak gesloten verklaard.
Het landschap in Zuid-Libanon is sinds de oorlog tussen de sjiitische guerrillabeweging Hezbollah en Israël in de zomer van 2006 bezaaid met clusterbommen. Van de 4 miljoen bommetjes die Israël er volgens de Verenigde Naties en mensenrechtengroepen in clusters uitstrooide zouden er bijna 1 miljoen niet zijn ontploft, die nu een gevaar vormen voor burgers in het gebied. Sinds de oorlog zouden zeker dertig mensen door clusterbommen zijn gedood.