Kerk en media
Een synode is geen parlement. Dr. H. de Leede, rector van het theologisch seminarium Hydepark, schreef deze week in Wapenveld dat een kerkelijke vergadering zich dient te onderscheiden van ”Haagse kringen”. Ambtsdragers zijn geen politici, die vaak optreden als woordvoerders van flanken, coalities of opposities. Een ambtsdrager hoort zelfstandig en onafhankelijk zijn mening naar voren te brengen en zo bij te dragen aan het debat op een synode.
Ds. De Leede is in een week de derde op rij die dit zegt. Dinsdag zei ds. G. de Fijter iets dergelijks. Het gesprek met de zich atheïst noemende ds. K. Hendrikse hoort niet thuis in een radiodebat maar dient volgens de synodevoorzitter van de Protestantse Kerk in Nederland te verlopen langs de kerkelijke weg van kerkenraad, classis en synode.De grondtoon van wat de predikanten De Leede en De Fijter schrijven, komt overeen met die van een moderamenlid van de synode van de Gereformeerde Gemeenten, ds. P. Mulder. Eind vorige week betoogde ook hij in deze krant dat een kerkelijke vergadering geen publieke debatbijeenkomst is.
Het is niet toevallig dat vanuit deze drie hoeken gepleit wordt voor eerherstel van het ambtelijk gezag. De mediarevolutie heeft de afgelopen decennia steeds meer greep gekregen op de overheid en het traditionele parlementaire debat versmald tot het smijten met oneliners of andere vormen van stemmingmakerij. Die ontwikkeling gaat de kerken niet voorbij. Wat de dominee zegt is waar, zo gold het eeuwenlang. Maar die vanzelfsprekendheid is weg. Wat de dominee ’s morgens zegt, wordt ’s middags op een internetforum bestreden.
De samenleving is zeer transparant geworden en de media hebben zo veel macht gekregen dat ze iemand kunnen maken of breken. Tijdens regieloze discussies op weblogs of fora worden uitspraken uit hun verband gerukt en regeert meestal de emotie. Wie zich benadeeld voelt, krijgt alle ruimte, terwijl weerwoord vanuit officiële hoek vaak ontbreekt.
Deze nieuwe werkelijkheid, waar ook christenen deel van uitmaken, dwingt kerkelijke leidslieden hun posities opnieuw te bepalen. Dat is niet per se verkeerd. Mogelijk zijn in de kerken van de Reformatie hier of daar nog wat roomse trekjes te vinden, waarbij ambtelijk gezag ontleend wordt aan hiërarchie, leeftijd, zittingsduur, persoonlijkheid of vrienden. Zulke ’machtsfactoren’ staan echter haaks op de reformatorische kerkregering. Slechts die éne titel van de paus, vicarus van Christus, past ook een protestantse ambtsdrager: hij ontleent zijn gezag aan Christus, de hoogste Ambtsdrager, Die hem juist leert dienen in plaats van heersen.
Dat deze democratiseringsgolf uit de hoek van de media zo knaagt aan het ambtelijk gezag en de kerkelijke rechtsgang, deugt echter niet. Zelfs tuchtzaken, die toch naar hun aard slechts thuishoren in het stille gebed, worden breed uitgemeten op websites en in kranten. Dat past niet bij het karakter en het doel van de tucht. Maar ook bij algemene thema’s, of het nu atheïsme, Israël, homofilie of zwarte predikanten betreft: als synodeleden die kwesties vooraf uitvechten via de media of eigen kerkelijke organen, zijn de stellingen al betrokken. Dat hindert een waardig, broederlijk debat en een onbevooroordeelde luisterhouding op de plaats waar het hoort: de meerdere vergadering. Ontbreken die, dan versterkt dat weer dat men de kerkelijke weg geringschat, verlaat of links laat liggen.
Een kerkelijk beraad heeft echter niet alleen debat nodig maar ook stilte. Er moet plaats worden gemaakt voor het geestelijk gesprek, een gesprek van hart tot hart, zoals dat onlangs mogelijk bleek op de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken. En zelfs al lukt het dan niet om tot een eensluidend standpunt te komen, dan blijft het principe overeind dat broeders van hetzelfde huis samen horen te wonen.