Felle kritiek op boek dr. Loonstra
APELDOORN - In zijn boek ”De geloofwaardigheid van de Bijbel” schrijft dr. B. Loonstra dat hij de indruk heeft dat het Nieuwe Testament oneigenlijk gebruikmaakt van oudtestamentische teksten. „Wat ze werkelijk willen zeggen komt niet of nauwelijks aan bod.” Prof. dr. W. J. Ouweneel vindt dat de christelijke gereformeerde predikant daarmee de Bijbel in „diskrediet” brengt. „Loonstra slaat door.”
In zijn nieuwste boek, ”De Christus van God. Ontwerp van een christologie” (uitg. Medema, Vaassen), reageert prof. Ouweneel op het boek van dr. Loonstra uit 1994. Hij verwijt de predikant dat die in gevallen waarin hij niet om een „niet-letterlijke, overdrachtelijke” Bijbeluitleg (exegese) heen kan, deze gebruikt om de historiciteit van bepaalde oudtestamentische geschiedenissen op losse schroeven te zetten.Als voorbeelden noemt prof. Ouweneel, die theologie doceert aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven, de sterk „mythologische” scheppingsgeschiedenis, de geschiedenis van Kaïn en Abel, de zondvloed, het Bijbelse wereldbeeld, de gewelddaden in het Oude Testament en cultureel bepaalde voorstellingen, zoals de positie van de vrouw.
In zijn boek stelt prof. Ouweneel verder dat hij „beducht” is voor elke benadering die afbreuk doet aan het messiaanse karakter van het Oude Testament. Dat gevaar ziet hij bij dr. Loonstra, die schrijft dat hij „de indruk heeft dat van de oudtestamentische teksten een oneigenlijk gebruik wordt gemaakt en dat wat ze werkelijk willen zeggen niet of nauwelijks aan bod komt.”
Volgens dr. Loonstra leggen de schrijvers van het Nieuwe Testament een aantal oudtestamentische gedeelten christologisch uit, terwijl zijn eigen exegetische werkwijze geen enkele specifiek messiaanse verwijzing aan het licht brengt. „De manier waarop dit grondinzicht (dat Christus de vervulling van het Oude Testament is) in de nieuwtestamentische uitleg van oudtestamentische plaatsen tot gelding wordt gebracht is niet altijd de onze, maar het inzicht zelf delen wij met het Nieuwe Testament”, aldus de predikant.
Prof. Ouweneel stelt echter dat het Oude Testament „principieel” en „door en door” christologisch is. Hij ziet niets in een puur historisch-kritische exegese, die van een messiaanse duiding van bijvoorbeeld de moederbelofte in Genesis 3:15, van Psalm 22 of van de lijdende Knecht des Heeren in Jesaja 42-53 niets wil weten.
De hoogleraar wil de balans bewaren. De grammatisch-historische exegese moet worden gebruik en heeft „voorrang” boven een typologische of een allegorische uitleg van een willekeurige oudtestamentische tekst. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om „voorafschaduwingen” van Christus of de vergeestelijking van een Bijbeltekst, met miskenning van de letterlijke betekenis. „Maar daarmee is niets afgedaan aan het eigen goede recht van de typologische exegese, zoals het Nieuwe Testament zélf uitvoerig demonstreert.”