De gewone man op straat
Buiten is het koud, binnen is het warm en gezellig. De bomen zijn kaal, de dagen kort, de natuur saai. Nee, de hobbyfotograaf hoeft in de kerstvakantie de deur niet uit. Toch is er buitenshuis genoeg te zien en te fotograferen. In de stad draait het leven namelijk gewoon door. En de stad is niet enkel een verzameling mooie gebouwen; ook slordig geparkeerde auto’s en de immer gehaaste zakenman horen daarin thuis. De stad is een eldorado voor de gedreven plaatjesschieter.
Een leuke stedentrip betekent niet per definitie een lange reis. Nederland biedt een keur aan mooie steden: Den Bosch, Nijmegen, Delft, Utrecht, Zutphen, het zijn allemaal steden met een zichtbare historie en bedrijvigheid heerst overal. En de zuiderburen hebben de prachtige steden Gent, Antwerpen en Brussel in petto.Een dagje cultuur in de zomervakantie levert vaak foto’s op van een kathedraal, een rijkversierd stadhuis: de architectonische benadering van stadsfotografie. Doordat vrijwel elke toerist dit doet, is het de meest beoefende vorm. Daar ligt gelijk de uitdaging: vermijd de clichéplaatjes en kiek het gebouw eens op een originele manier. Een stad heeft zo veel te bieden; doorkijkjes, karakteristieke pandjes, kleine binnenplaatsjes, mooie etalages, spiegelende gebouwen waar creatieve effecten mee te behalen zijn, de contrasten tussen oud en nieuw.
Straatfotografie
Nog steeds zijn er veel fotografen die bij een gebouw in de stad ongeduldig wachten tot al die voorbijgangers weg zijn. Maar mensen maken juist de stad; het hoort er -zeker midden op de dag- niet uitgestorven te zijn. In de zeventiende eeuw realiseerde men zich dat al. Daarom toont het doek ”Het straatje” van de schilder Johannes Vermeer niet alleen een paar Delftse gebouwen, maar ook de mensen en hun dagelijkse beslommeringen. Een aparte tak van de fotografie borduurt hierop voort, de zogeheten straatfotografie. Eigenlijk focust die zich op alles wat niet onder het kopje ”gebouwen” valt: mensen die in de rij staan om in de metro te stappen, een oud vrouwtje dat duiven voert, passanten in een winkelstraat. De nuchtere toeschouwer vraagt zich in eerste instantie af waarom je zoiets zou fotograferen, maar toch trekt het beeld zijn aandacht. Vrijwel iedereen vindt mensen kijken interessant en juist doordat ze zo alledaags zijn, worden de foto’s aantrekkelijk. Een goede straatplaat prikkelt de kijker omdat hij het gevoel oproept alsof de kijker -al dan niet bewust- de situatie al talloze malen gezien heeft.
Professionele straatfotografen maken vaak ”heupfoto’s”; ze houden het toestel op heuphoogte en drukken af wanneer ze een kans zien. Enerzijds om het spontane in een foto te behouden, anderzijds omdat vaak een hoeveelheid durf nodig is om in het openbaar mensen te fotograferen. Een weekmarkt is een goed vertrekpunt voor straatfotografie.
Technisch gezien voldoen straatfoto’s vaak aan geen enkele compositieregel. Dat komt de spanning van het beeld ten goede en maakt situaties des te tastbaarder. Zet de flitser in ieder geval uit. Voor het kieken van grote gebouwen en het foto’s maken tussen de mensen is een groot groothoekbereik -ver kunnen uitzoomen- altijd welkom. Verder stelt stadsfotografie geen hoge eisen aan de apparatuur.
Straatveger
Voor stadsfotografie is er eigenlijk geen ongeschikt tijdstip; het leven gaat dag en nacht door. Toch hangt er ’s ochtends vroeg een andere, rustiger sfeer in de stad dan midden op de dag. Het licht is diffuser, maar ook het publiek is anders. Een laatste straatveger, de eerste arbeiders die zich naar het dagelijks werk begeven; het is een heel ander beeld dan de dagjesmensen en het winkelende publiek midden op de dag. Dit opent direct perspectieven voor een leuke serie foto’s: kies een boeiende stek en ga daar meerdere malen op een dag naar terug. Neem telkens vanaf precies hetzelfde standpunt een foto. Een kioskeigenaar in New York schoot jarenlang elke dag op precies hetzelfde tijdstip een plaatje vanuit zijn kiosk. Daarbij lette hij niet op compositie; consequent drukte hij op het ontspanknopje en borg het toestel daarna weer voor een dag op. Het werd een beroemde expositie.
In de winter staat de zon laag. In tegenstelling tot het harde licht van de zomer, zorgt de zon dan voor een zacht strijklicht. Dit licht van opzij benadrukt het reliëf in gebouwen en kan voor extra sfeervolle plaatjes zorgen. Soms is het verschil tussen de lichte en donkere delen echter erg groot, waardoor de schaduwpartijen bijna zwart worden. Controleer daarom de foto op het schermpje, eventueel met het histogram.
Twee walletjes
Met het invallen van de duisternis verandert het aanzien van de stad enorm. Wat grauw was, wordt door de grote hoeveelheid neonverlichting kleurrijk, donkere winkelpanden komen tot leven. In de schemering is het heerlijk van twee walletjes eten: de laatste stralen daglicht maken van de gebouwen silhouetten en de lucht is nog enigszins blauw, maar de kunstverlichting brandt ook al volop. Fotograferen met zo weinig omgevingslicht vergt wel een statief of andersoortige ondersteuning. De camera instellen op zelfontspanner en hem dan stevig tegen een lantaarnpaal of brugleuning klemmen is vaak al afdoende. Overdrijf gerust een keer met de sluitertijd. Zet het apparaat op sluitertijdvoorkeuze -vaak aangeduid met S of Tv- en kies bijvoorbeeld twee seconden. Koplampen van auto’s laten zo lichtslangen achter op de plaat en passanten worden vage schimmen.