Kerk & religie

Een in elkaar geflanste roman

Mijn geboortedorp Ridderkerk kende in mijn jeugd twee muziekkorpsen: Ridderkerks Fanfare en Harpe Davids. De naam van het laatste mag doen vermoeden dat het repertoire smaller, christelijker was dan dat van heteerste, dat er meer neutraal op los blies. Nochtans moet ik bekennen dat ”Fanfare” meer indruk maakte op mijn jeugdige ziel dan ”het Harpie”.

Dr. ir. J. van der Graaf
20 December 2007 11:00Gewijzigd op 14 November 2020 05:23
DS. COUVEE ...Harpe Davids... Foto RD
DS. COUVEE ...Harpe Davids... Foto RD

Dat had onder andere te maken met een reusachtige man, die met een reusachtige toeter de achterste linie bevolkte. Maar laat ik nu op seniorenleeftijd alsnog ontdekken dat de start van Harpe Davids, een harmonie, in 1920 fors werd aangemoedigd door de gereformeerde predikant in Ridderkerk, ds. D. J. Couvée. De Harp heeft het tot vandaag uitgehouden, de Fanfare is ter ziele.Echter, het verblijf van ds. Couvée in Ridderkerk werd niet slechts gestempeld door harmonie. Want in de tijd dat hij Ridderkerk diende, eindigde het eendrachtig optrekken van hervormden en dolerenden in de schoolstrijd om het christelijk onderwijs in „het moeras der onenigheid.”

Ds. Couvée, die als kandidaat nog op hervormde kansels had gestaan maar „dolerend was geworden”, startte in 1921 -in de woorden van een scribent ter plekke- met „Jehu’s ijver” de Dr. Kuyperschool, waarvan de naam alleen al rechtgeaarde hervormden deed rillen. Hij ontpopte zich als „een Gereformeerd zeloot.”

Tussen de hervormde dominee Van Ameide en dominee Couvée is het nooit meer goed gekomen. Toen gepoogd werd in Ridderkerk bij de financiële gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs in 1920 een gemeenschappelijke dankstond te beleggen, weigerde ds. Couvée als spreker op te treden en trok ook ds. Van Ameide zich terug.

Herleving
Nog in 1921 vertrok ds. Couvée van Ridderkerk naar Meppel en kwam uiteindelijk via Brussel in Rotterdam-Hilligersberg terecht, waar hij van 1946 tot aan zijn emeritaat de herdersstaf droeg. Hoewel hij naar eigen zeggen „aan den heelen krantenrommel een broertje dood” had, richtte hij daar het kerkblad Herleving op, dat „een geheel persoonlijk stempel” droeg (aldus Dingeman van der Stoep in ”Herder en leeraar. Over dominees en hun dagelijks werk”, uitg. Daamen, ’s-Gravenhage).

Met dit blad kreeg hij in de jaren 1934 tot 1941 „een hechte gemeenschap” om zich heen. Nu zijn er mensen die niets mogen zeggen of schrijven en mensen die alles mogen zeggen en schrijven. Ds. Couvée wordt tot de laatste categorie gerekend. Zoals in andere kerkelijke contreien ds. J. T. Doornenbal. Bij wat die ook zei of schreef, glimlachte men slechts: „Die Doornenbal toch.”

Ds. Couvée wist kennelijk de dingen in zo’n vorm te gieten „dat hij ontwapent.” „Hij kan desnoods wel eens een streek uithalen. Hij kan zelfs wel eens voor enfant terrible spelen.”

Nochtans schreef in 1933 ds. K. Schilder -de echte, toen nog gewoon gereformeerde dominee- in De Reformatie een (voor een onbevangen lezer als schrijver dezes) weinigzeggend en nochtans wijdlopig stuk onder de titel ”Een afgewezen legende van ds. D. J. Couvée”. Couvée, met wie hij het liefst „in vollen vrede” leefde, had in zijn blad namelijk „nonsensverhaaltjes” over hem in omloop gebracht. Hij had de indruk gewekt dat Schilder, toen hij een pauze nam in een polemiek met een Amsterdams scribent, door de Amsterdammer „op punten verslagen” was.

Dat liet Schilder zich niet zeggen. Hoe durfde iemand dat van hem, de uit polemiek opgebouwde theoloog, te denken!

Intussen was ook de journalistiek van ds. Couvée polemisch van aard, altijd gericht op „herleving van het christelijke leven.” En dan toch alles kunnen zeggen? Merkwaardig, hoogst merkwaardig.

Roman
Van eenzelfde polemische strekking was de door ds. Couvée geschreven roman ”Als de tarwe”. De hoofdpersoon is een dominee die „aan laster, verdachtmaking en andere moeilijkheden, die hem door zijn eigen broeders worden aangedaan”, lichamelijk te gronde gaat, „hoezeer ook gelouterd naar den geest, gezift als de tarwe, maar ook stervend als het tarwegraan om vrucht te dragen.”

Hij schreef die roman onder het pseudoniem C. van Meerdinck. En toen kwamen de lovende en de kritische recensies. Een predikant-recensent schreef toen de memorabele woorden: „Waarom probeert men toch zo wanhopig een domineesroman in elkaar te flansen? Dit boek is het zooveelste bewijs, dat zulks outsiders nooit lukken zal. De eenige die het kan, is een dominé zelf. Maar die zal er wel nooit aan beginnen.” Bovendien zat de stijl van het boek, aldus de recensent, nog te zeer „in de zwachtels der puberteit.”

De puber was toen al 23 jaar predikant en al sinds zijn studententijd schrijver. Het verhaal doet denken aan de journalist die een verhaal moest schrijven over de kersverse nieuwe haring. Een visverkoper had hem een oude haring toegestopt. „Daar haalt de oude het niet bij”, recenseerde de journalist.

Zo ziet men maar weer hoe betrekkelijk recensies zijn. Ze zeggen soms meer over de recensent dan over het product.

Karikatuur
Ik mag niet verzuimen te vermelden dat ds. Couvée ook de oprichter is geweest van het oudste dispuut van de studentenvereniging SSR-Utrecht, Dispar Vulgo, wat betekent: afgezonderd van de grote massa. Wanneer men op internet ”Ae. Couvée” opzoekt, treft men een markante karikatuur, met een studentikoze beschrijving van alle onderdelen van het hoofd van de weleerwaarde.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer