Meetbare resultaten
Het gemeentebestuur van Rotterdam heeft in zijn deze week gepresenteerde collegeprogram voor de komende drie jaar vergaande en vooral meetbare doelstellingen geformuleerd. Als die op 31 december 2005 niet gerealiseerd zijn, heeft men gefaald en treedt men af. Dat geldt ook voor burgemeester Opstelten.
Het vooraf stellen van dergelijke harde streefcijfers is in het openbaar bestuur tot dusver niet gebruikelijk. Het Rotterdamse college vindt een dergelijke aanpak geheel in de geest van Pim Fortuyn, aan wie het program ook is opgedragen.
Het kabinet-Balkenende, dat van dezelfde politieke samenstelling is als het Rotterdamse college, heeft deze aanpak niet aangedurfd. Het is ook afwachten hoe men over drie jaar in Rotterdam met de beleidsresultaten omgaat. Zal er dan noodgedwongen toch niet met allerlei cijfers en criteria zodanig gemanipuleerd worden dat het college kan volhouden dat de doelstellingen gehaald zijn, terwijl de oppositie dat in alle toonaarden bestrijdt?
Het zwaartepunt in het collegeprogram ligt duidelijk op het gebied van de veiligheid - en dat in combinatie met sociale verbondenheid. Beide waren in Rotterdam (net als in de andere grote steden) ver beneden het aanvaardbare gezakt. En veiligheid is zeker een primaire taak van de overheid. Daar heeft de burger meer aan dan aan kunstsubsidies en sierbestrating.
Nu zijn er in het verleden ook in Rotterdam wel eens politieacties geweest om de veiligheidssituatie in sommige beruchte buurten te verbeteren. Maar dat was allemaal maar tijdelijk en de problemen verplaatsten zich gewoon naar andere stadswijken. Echt een oplossing was dat dus niet.
Nu wil men het anders gaan aanpakken. Zo moeten 700 mensen die voortdurend overlast geven, van de straat geplukt worden. De politie heeft zich ook aan deze doelstellingen gecommitteerd.
Maar heeft justitie straks de capaciteit om de strafzaken tegen deze extra arrestanten te behandelen en is er voldoende celruimte om ze op te sluiten? Nu al krijgt de politie ondershands het verzoek om het kalm aan te doen met haar opsporingsactiviteiten omdat al die zaken niet verwerkt kunnen worden.
Zal het straks niet zo zijn dat het Rotterdamse college van B en W het niet bereiken van bepaalde doelstellingen zal wijten aan gebrek aan medewerking van andere instanties? En in een aantal gevallen zal men nog gelijk hebben ook.
De prostitutieoverlast wil men eveneens fors inperken, waarbij men die vrouwen ook een alternatief wil bieden. Verjagen alleen is immers niet voldoende. Het gaat er vooral om mensen te helpen. Dat geldt ook voor drugsverslaafden.
Zwartrijden in het openbaar vervoer moet met driekwart worden teruggebracht. Ook de veiligheid in tram en metro en op en om het Centraal Station wil men garanderen.
Kortom, als dit lukt wordt het dagelijks leven in Rotterdam een stuk prettiger. Te zeer geldt voor Rotterdam (zoals men in het collegeprogram schreef) dat nieuwkomers er nog niet thuis zijn en de oorspronkelijke bevolking zich er steeds minder thuis voelt.
De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de PvdA, die gedurende driekwart eeuw haar stempel zette op de gemeentepolitiek. Dat zij deze zaken in het verleden niet hoog op haar urgentielijstje had staan, bewijst hoezeer zij vervreemd was van de wensen en behoeften van de gewone burger.
Daarvoor is zij bij de verkiezingen van dit jaar dan ook flink afgestraft. Eerst bij de raadsverkiezingen in Rotterdam en later ook bij de kamerverkiezingen. Nu kunnen anderen laten zien dat de toekomst van de stad bij hen in betere handen is. Of ze dat werkelijk lukt, zullen we moeten afwachten. Veel slechter kan het haast niet worden.