De uiterst trieste balans van twee jaar intifada
Het is zaterdag precies twee jaar geleden dat Ariel Sharon onder een zwaar escorte van veiligheidstroepen op de Tempelberg rondstapte. Een paar dagen later stonden de Palestijnse gebieden in vuur en vlam. Deze dagen maken de partijen de trieste balans op van twee jaar al-Aqsa-intifada: meer dan 2000 doden, tienduizenden gewonden en een diepgaande economische recessie.
De uitbarsting van geweld eind september 2000 kwam voor het Israëlische veiligheidsapparaat niet onverwacht. Al wekenlang meldde het personeel van de inlichtingendiensten dat er iets broeide onder de Palestijnen. De verwachting was aanvankelijk dat het geweld na het mislukken van de bijeenkomst in Camp David uit zou breken. De toenmalige Israëlische premier, Ehud Barak, de vroegere Amerikaanse president Bill Clinton en de Palestijnse leider Yasser Arafat waren daar in juli 2000 bijeen om te praten over een definitieve vredesregeling. Barak deed concessies aan het Palestijnse kamp die geen precedent kenden. Hij bood een Palestijnse staat aan in zeker 95 procent van de Westoever en de hele Gazastrook en vergaande concessies in Jeruzalem.
Arafat ontving na afloop een hartelijk welkom van zijn volk. Hij werd gezien als een groot leider, die het been stijf hield toen Israël druk uitoefende om concessies te doen over heilig islamitisch land. Eind juli 2000 liet een opiniepeiling van het Palestijnse Centrum voor Beleid en Onderzoek zien dat tweederde deel van de Palestijnen de houding van Arafat goedkeurde. Meer dan de helft van de Palestijnen keurde de „gewapende aanvallen” toen goed.
De Palestijnse leider geloofde dat hij de optie van geweld had. Op 24 augustus 2000 waarschuwde de Palestijnse minister van Justitie, Abu Middein, in de Palestijnse krant al-Hayat al-Jadida dat het uitbreken van geweld nabij was en dat de Palestijnen bereid waren 5000 mensen op te offeren.
Nieuwe intifada
Het bezoek van Sharon aan de Tempelberg was dan ook niet de oorzaak maar de aanleiding tot de al-Aqsa-intifada. Zeker, islamitische gevoelens werden bezeerd door het bezoek en onder moslims bestaat diepe vrees dat Joden de Tempelberg willen overnemen. Maar de Palestijnse Autoriteit deed nauwelijks pogingen om het geweld in te dammen. Integendeel, de media zetten tot geweld aan. Arafat hoopte door de bloedige confrontaties internationale interventie uit te lokken.
De meeste slachtoffers vielen aan de Palestijnse kant. De Palestijnse Mensenrechten Monitor Groep (PHRMG) publiceerde deze week het rapport ”Killing and Destruction, Closure and Starvation” (Dood en verderf, afsluiting en uithongering). Afgelopen woensdag was het aantal doden aan Palestijnse zijde opgelopen tot 1631, van wie 306 minderjarigen. Bovendien stierven er 65 Palestijnen bij de wegversperringen en 95 anderen onder „onduidelijke omstandigheden die te maken hebben met de Israëlische bezetting.”
„Honderden Palestijnen werden gedood door Israëlische soldaten met direct geweervuur in omstandigheden die geen gevaar vormden voor de soldaten”, aldus het rapport. „De Israëlische militaire machine, die bestaat uit tanks, zware machinegeweren en zelfs gevechtsvliegtuigen, bombardeerde gebieden waarin burgers wonen, waarbij tientallen onschuldige burgers werden gedood.”
Liquidaties
Het tweede jaar kenmerkte zich door een toename van geweld. Deze werd, volgens de PHRMG, veroorzaakt door de Israëlische liquidaties van Palestijnen die leidinggaven aan de opstand (in de Israëlische versie betrof het Palestijnen die verdacht werden van betrokkenheid bij terreur). Palestijnen die dicht in de buurt waren, verloren en passant ook het leven. Palestijnse gewapende groepen, vooral de Hamas, Islamitische Jihad en Fatah, gingen over tot meer zelfmoordaanslagen dan ooit, met het doel een maximaal aantal Israëliërs te doden.
De terreurgolf in Israël leidde ook tot hermetische afsluitingen en uitgaansverboden in de Palestijnse gebieden. „Duizenden Palestijnen zijn hun bron van inkomen kwijtgeraakt”, zegt Bassam Eid, directeur van de PHRMG. „Op de Westoever is 76 procent werkloos, in de Gazastrook 78 procent. Ongeveer 4700 Palestijnen worden gevangengehouden in onmenselijke omstandigheden. De meesten van hen zijn geheel onschuldig.”
Ook brak het leger huizen af. In het Rafah-district in de Gazastrook bijvoorbeeld verwoestte het leger in januari binnen twee dagen 68 Palestijnse woningen, waarin 96 gezinnen woonden. Hierdoor werden 530 personen dakloos.
Het Israëlische leger geeft als respons op het rapport van de PHRMG dat „deze terroristen” vanuit dichtbevolkte gebieden werken, en daardoor de levens van vele onschuldige Palestijnse burgers in gevaar brengen en hun levens extreem moeilijk maken. „Deze terroristische elementen, die met deze strategie doorgaan, nemen de hele Palestijnse natie gevangen en veroorzaken uitgebreide schade en leed aan eigen volk.”
De Palestijnen zijn vastbesloten hun strijd voor vrijheid voort te zetten. „De bezetting heeft op miserabele wijze gefaald het Palestijnse volk het zwijgen op te leggen en getoond dat een militaire oplossing voor het conflict onmogelijk is”, zei de Palestijnse zegsman dr. Mustafa Barghoutti woensdag op een persconferentie in Ramallah. Hij voegde eraan toe dat de volgens hem vreedzame, spontane demonstraties in de Palestijnse gebieden gedurende de laatste week aantonen dat de Palestijnen hun „geweldloze volksopstand tegen de bezetting met nieuwe ijver willen voortzetten, na drie maanden te hebben geleden onder een bijna totaal uitgaansverbod dat zijn precedent niet kent.”
Israëlische slachtoffers
Op Israël heeft de oorlog ook grote invloed. Toeristen bleven massaal weg, waardoor er duizenden ontslagen vielen in de toeristische sector. Het rijden over de wegen op de Westoever en in de Gazastrook werd een gevaarlijk avontuur: Palestijnen probeerden vanuit hinderlagen en vanuit andere auto’s Israëlische auto’s met kogels te doorzeven. Het rondlopen in de binnenstad van Jeruzalem was af en toe weggelegd voor waaghalzen en onverschrokkenen.
Het Israëlische leger telt een totaal van 14.534 aanslagen van september 2000 tot en met 24 september dit jaar. Verreweg de meeste aanvallen waren in de Gazastrook (7190) en op de Westbank (6274), gevolgd door Jeruzalem. In Israël zelf vonden 620 aanslagen plaats - oftewel 4,3 procent van het totaal. Het meest voorkomende type aanslag bestond uit het beschieten van militaire doelen. Verder gingen Palestijnse activisten over tot onder meer het beschieten van automobilisten en van steden en dorpen, het neersteken van Israëliërs, het afvuren van mortieren en antitankraketten, het plaatsen van gewone bommen en autobommen en kamikazeterreur.
In totaal verloren 622 Israëliërs het leven, van wie 186 soldaten en 436 burgers. Hoewel de zelfmoordaanslagen maar een klein percentage vormden van het totaalaantal aanslagen, waren zij het meest dodelijk: er stierven 257 Israëliërs door. Door ’gewone’ bommen verloren 52 mensen hun leven en door autobommen 24. Ook werd een aantal Israëliërs gelyncht.
Sinds de invasies van het leger in de Palestijnse steden op de Westoever is het aantal terreuraanslagen in Israël met ernstige afloop verminderd. Maar de herbezetting van het leger, de verwoesting van de Palestijnse infrastructuur en de liquidaties door het leger hebben een grotere haat tegen Israël doen ontstaan en meer kandidaat-kamikazeterroristen doen opstaan.
Israëliërs werden zwaar getroffen door de al-Aqsa-intifada, maar de Palestijnen zelf nog meer. De oorlog heeft de Palestijnen evenwel geen winst gebracht. Arafats hoofdkwartier in Ramallah is omsingeld door het leger, hij heeft geen internationale interventie kunnen uitlokken, de Joodse nederzettingen op de Westoever en in de Gazastrook zijn verder uitgebreid, de Palestijnse economie zakte ineen, duizenden gezinnen hebben familieleden verloren en de verwezenlijking van de Palestijnse staat is verder weg dan twee jaar geleden.