Bloei en ondergang van het oude Europa
Titel: ”De wereld van gisteren. Herinneringen van een Europeaan”
Auteur: Stefan Zweig; vert. Willem van Toorn
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam, 2007
ISBN 978 90 295 6544 8
Pagina’s: 431
Prijs: € 19,95.
De Eerste Wereldoorlog maakte een einde aan een bloeiende Europese cultuur. De Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig legde zijn herinneringen aan die verdwenen wereld vast in ”Die Welt von gestern. Erinnerungen eines Europäers” (1944). Van dat boek verscheen in 1990 een Nederlandse vertaling, die nu opnieuw is uitgegeven. In het tijdvak 1880-1914 heerste in Europa een geest van optimisme. Wetenschap en techniek hadden een hoge vlucht genomen en de kunsten beleefden een grote bloei. Algemeen was het vooruitgangsgeloof in deze periode die wel wordt aangeduid als ”la Belle Époque”. Het was de Eerste Wereldoorlog die aan deze mooie jaren een einde heeft gemaakt en een ander Europa deed ontstaan. Een Europa dat de mensen die in die periode leefden als een radicale breuk met het verleden hebben beleefd. Een van hen was de destijds beroemde Oostenrijkse romanschrijver en essayist Stefan Zweig (1881-1942).
Zweig werd geboren als telg van een welvarende geassimileerde Weens-Joodse familie en groeide op ten tijde van de bijna duizend jaar oude Habsburgse monarchie. De wereld was ordelijk en rustig en het leven voltrok zich volgens onveranderlijk lijkende patronen. In een kosmopolitische en nog landelijke stad als Wenen -waar de atmosfeer doordrenkt was van muziek en theater- was het voor de gegoede burgerij goed leven en boeiend beschrijft Zweig haar levenswijze en mentaliteit.
Men leefde ingetogen en beheerst, had strenge opvattingen over gezag en autoriteit en verlangde van de jeugd onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan ouders en leraren. Hooggestemd waren de opvattingen over de vrouw, die echter tegelijkertijd in een lichamelijk en geestelijk keurslijf werd geperst, terwijl aan de man een grote mate van seksuele vrijheid werd toegestaan en de prostitutie welig bloeide. Zweig verwerpt deze dubbele moraal, zijn onnatuurlijkheid en geparfumeerde zwoelheid, en juicht de geleidelijk natuurlijker wordende omgang tussen man en vrouw en de grotere vrijheid voor de jeugd toe.
Dichters
Mooie bladzijden wijdt de auteur aan beroemde dichters en schrijvers van zijn tijd. Wie zelf een grote liefde heeft voor literatuur en poëzie zal de geestdrift van Zweig voor een dichter als Rilke, die beschreven wordt als een uiterst sensibel mens, heel goed kunnen meevoelen. Na tientallen jaren terugblikkend op hem en anderen vraagt hij zich af of deze dichters, die uitsluitend leefden voor hun kunst en in hartstochtelijke toewijding hun verzen smeedden, niet behoren tot een voorgoed verdwenen geslacht: „Als ik nu aan hem denk en aan die andere meesters van het als in een sublieme goudsmidskunst gestileerde woord, denk ik aan die vereerde namen die als onbereikbare sterrenbeelden boven mijn jeugd schitterden, dan dringt zich onweerstaanbaar de weemoedige vraag aan mij op: zullen zulke zuivere, alleen de lyrische vormgeving toegewijde dichters in onze huidige tijd van verwarring en algemene vernietiging ooit weer mogelijk zijn?”
Stefan Zweig schreef deze woorden in 1942 toen de wereld van vóór 1914, die in de beleving van de toenmalige generatie op weg was naar een gouden toekomst, reeds voorgoed ”de wereld van gisteren” was geworden. Deze ondergang van la Belle Époque werd gemarkeerd door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, die aanvankelijk een geëxalteerd nationalisme opriep en dichters verzen vol oorlogsromantiek deed schrijven, maar waarvan de afschuwelijke werkelijkheid van de miljoenen doden en gewonden de Europese wereld uiteindelijk in diepe verbijstering achterliet. De droom van een betere wereld was vernietigd. Deze breuk in het Europese bewustzijn wordt buitengewoon boeiend beschreven.
Freud
Boeiend zijn ook de bladzijden over de jaren 1918-1939, waarvan de diepe ontgoocheling, het morele verval en de groteske inflatie in Duitsland in de jaren twintig, de opkomst van Hitler en het nationaalsocialisme, de gedwongen aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland, en de mislukte vredesconferentie van München (1938), betrokken en beeldend worden beschreven. Daarnaast vinden we ook een meer persoonlijk getinte weergave van Zweigs samenwerking met de componist Richard Strauss, wiens muzikaal genie hij bewonderde, maar wiens concessies aan het nationaalsocialisme hem uiterst pijnlijk waren.
Zweig heeft vele grote mensen ontmoet (opvallend dat hier geen Nederlanders bij waren) en opmerkelijk hierbij is zijn vermogen tot bewondering. Bijvoorbeeld voor Sigmund Freud, door hem omschreven als een grote en strenge geest die als geen ander de kennis van de menselijke ziel had verdiept. Met hem had hij in Londen in 1939 vaak gesproken over de gruwelijkheid van de wereld onder Hitler en de oorlog.
Daarbij werd hij getroffen door Freuds woorden: „Hij was als humaan mens diep geschokt, maar als denker totaal niet verwonderd over deze verschrikkelijke uitbarsting van bestialiteit. Men had hem, zei hij, altijd voor pessimist uitgemaakt omdat hij de heerschappij van de cultuur over de driften had ontkend; nu kon men -al vervulde hem dat zeker niet met trots- zijn mening dat het barbaarse, dat de elementaire vernietigingsdrang in de menselijke ziel onuitroeibaar was, op verschrikkelijke wijze bevestigd zien.” Na bijna zeventig jaar hebben deze woorden helaas nog niets van hun waarheid verloren.
”De wereld van gisteren” geeft een goed beeld van bewogen jaren van de Europese geschiedenis zoals die beleefd zijn door een gevoelig en scherpzinnig waarnemer, en de fraaie literaire stijl ervan boeit de lezer van het begin tot het einde.