Extra woordenschat voor kleuters
Titel: ”Mijn Tweede Van Dale. Voorleeswoordenboek”
Auteur: Martine Letterie en Betty Sluyzer, ill. Paula Gerritsen
Uitgeverij: Van Dale, Utrecht, 2007
ISBN 978 90 664 8091 9
Pagina’s: 176
Prijs: € 21,95.
Aanmoedigen, adopteren, automatisch, avontuur. Min of meer abstracte woorden die een kleuter niet zo gauw zal gebruiken. Dat hoeft ook nog niet als je een kleuter bent; toch is het wel fijn als je snapt wat ermee bedoeld wordt. ”Mijn Tweede Van Dale” wil een hulpmiddel zijn om de woordenschat van kinderen uit te breiden. Dit voorleeswoordenboek voor kinderen vanaf 4 jaar is de opvolger van ”Mijn Eerste Van Dale”, die bedoeld was voor kinderen vanaf 2 jaar. Naar aanleiding van zo’n 300 hoofdtrefwoorden zijn verhaaltjes -soms gedichtjes- gemaakt die meestal een halve pagina beslaan.
Elk fragment is geïllustreerd met een aansprekende tekening in kleur. In het verhaaltje komen behalve het hoofdtrefwoord ook subtrefwoorden aan de orde die ermee te maken hebben. In totaal worden zo in dit voorleeswoordenboek 1000 woorden behandeld, die in de teksten rood zijn afgedrukt.
Samen lezen
Onder het hoofdtrefwoord ”oplossing” vinden we bijvoorbeeld het volgende verhaaltje:
„„Ik weet een raadsel”, zegt Hidde tegen Ekrem. „Kun jij het oplossen? Welke bel maakt geen geluid?”
Ekrem krabt op zijn hoofd. „Een bel die uit staat? Is dat de oplossing ”
Hidde lacht. „Nee! Ik zal het, raadsel voor je oplossen. Kijk eens in de spiegel!”
Ekrem gaat voor de spiegel staan. En dan ziet hij het pas.
„Een snottebel!” En hij wijst op Ekrems neus.”
Elk verhaaltje -meestal langer dan het geciteerde- eindigt met een vraag of opdracht en een definitie van het begrip. Het is dus vooral een boek om samen als kind en volwassene (voor) te lezen en over de begrippen te praten, thuis of in de schoolsituatie.
In dit eigentijds vormgegeven boek is gebruikgemaakt van verschillende genres. Aan bod komen sprookjes, verhaaltjes over vroeger en nu, moppen, dierenverhalen en versjes. Het leest allemaal lekker weg; het zijn vlotte teksten met veel dialogen. Veel figuren komen we meerdere keren in het boek tegen: Kleine Vleermuis die altijd alles verkeerd doet, Dikke Opa en Dunne Opa die alles samen doen, Kleine Indiaan die veel leert van Papa Indiaan en Willie en Wollie de clowns die iedereen met hun kunsten aan het lachen maken.
Fantasiefiguren
Het valt op dat als hoofdpersonen vrij veel fantasiefiguren de aandacht vragen: heksen, dieren, piraten, kabouters, dinosaurussen en zeemeerminnen. Niet iedereen zal zich daarom thuis voelen bij de sfeer van sommige verhaaltjes. Maar ook in de meer alledaagse verhaaltjes zitten soms elementen die geen herkenning zullen oproepen.
Verder, merken de auteurs -de twee kinderboekenschrijfsters Martine Letterie en Betty Sluyzer- in hun voorwoord al op, ontkom je er niet aan dat de verhaaltjes bepaalde normen en waarden bevatten. Zeker is dat het geval bij begrippen als dood, zonde en God. Een christelijke invulling hiervan ontbreekt. De definitie bij zonde luidt bijvoorbeeld: „Als iets zonde is, is het jammer.” De meeste behandelde begrippen liggen echter niet zo gevoelig als deze genoemde. Je kunt er ook voor kiezen ”Mijn Tweede Van Dale” selectief te gebruiken. Dat is door de opzet van het boek goed mogelijk.