Denemarken schuift EU-referendum op
KOPENHAGEN - Denemarken volgt het voorbeeld van Nederland: het land houdt geen referendum over de ratificering van het nieuwe EU-verdrag. Dat heeft de liberaal-conservatieve regering gisteren besloten, met steun van de sociaaldemocratische oppositie.
Toch ligt het in Denemarken anders dan in Nederland. De regering moest vooraf nauwkeurig afwegen of ratificering zonder volksraadpleging in strijd is met de grondwet. Volgens een rapport van het ministerie van Justitie wordt echter met aanvaarding van het verdrag geen soevereiniteit afgestaan.Zodra dat wel het geval is, kan Denemarken niet om een volksstemming heen. Dat heeft in het verleden al diverse keren tot problemen geleid voor het Scandinavische land. Voor- en tegenstanders van het nieuwe verdrag -de ’uitgeklede’ opvolger van de door Nederland en Frankrijk in 2005 verworpen Europese ontwerpgrondwet- wijzen er daarom op dat met het afblazen van een referendum een forse hypotheek wordt genomen op een ander referendum dat de regering in haar huidige zittingsperiode wel wil houden.
Daarbij gaat het om een referendum over de vier zogenaamde voorbehouden die de Denen in 1993 aantekenden tegen het Verdrag van Maastricht. Op grond daarvan doet Denemarken onder meer niet mee aan de euro, terwijl het bijvoorbeeld evenmin participeert in het gemeenschappelijk juridisch beleid en de defensiesamenwerking.
De drie hoofdspelers in de Deense politiek -de liberalen, de conservatieven en de sociaaldemocraten- hebben die voorbehouden van meet af aan nooit gewild. Maar veertien jaar geleden was dit de noodgreep die ze moesten doen om het land nog op het nippertje binnen de EU te houden. Bij het eerste referendum over Maastricht in 1992 had de bevolking namelijk in meerderheid nee gezegd tegen het verdrag. Dik een jaar later, aangevuld met de voorbehouden, lukte het wel om een ja te krijgen, zij het met de hakken over de sloot.
Bij het referendum in 2000 over de euro -een van die vier voorbehouden- ging het echter wederom mis. Ruim meer dan de helft van de stemmers zei nee en daarom handhaaft Denemarken nog steeds zijn met de beeltenis van koningin Margrethe versierde nationale munt, de kroon, ook al is de koers gekoppeld aan de euro.
Omdat de Europese trein ondanks de Deense reserves is blijven doorrijden, blijken de voorbehouden in de praktijk meer te gaan knellen. Steeds vaker zitten de Deense ministers er in Brussel voor spek en bonen bij, als ze al niet zijn verzocht om even buiten plaats te nemen, bijvoorbeeld als het over de financiële zaken in euroland gaat of over de terreurbestrijding. Dat laatste valt onder het hoofdstuk juridische samenwerking.
„Dat is zowel zonde als jammer”, constateert een dagbladcommentator. „De voorbehouden zijn bijna vijftien jaar oud en hebben invloed gekost in de EU. Het heeft tot absurde constructies geleid die er uiteindelijk in resulteerden dat Denemarken zich toch heeft aangesloten bij wat de voorbehouden hadden moeten beletten.”
Tegen deze moeizame achtergrond kan het nauwelijks verbazen dat de regering blij is dat ze het nieuwe verdrag zonder stembusgang kan ratificeren. Dat dit de antipathie bij grote delen van de stemmers zou kunnen aanwakkeren, is een probleem dat ongetwijfeld ook door de regering zal zijn overwogen. Premier Anders Fogh Rasmussen en de zijnen blijken er echter de voorkeur aan te geven om het probleem op te schuiven.
Rasmussen heeft gisteren geen termijn genoemd voor het referendum over de voorbehouden. De huidige regering zit na de verkiezingen van begin november nog maar een paar weken in het zadel. Alle waarnemers zijn het erover eens dat Rasmussen zijn tijd zal benutten om de Deense EU-twijfelaars over de streep te trekken.
Hoe dat zal moeten, is nog een open vraag. Bij vorige gelegenheden hebben de pro-Europese politici het nog wel eens geprobeerd allerlei rampspoed te voorspellen als Denemarken aan de zijlijn zou komen te staan in de EU, zo ook bij het euroreferendum. Toen hielp het niet en eerder ook niet. Het gevaar dat dreigementen een averechts effect krijgen als ze door de werkelijkheid worden ontzenuwd, zien ze in het regeringscentrum in Kopenhagen inmiddels ook in.
Eén hier en daar al geuit dreigement (namelijk dat Denemarken het lidmaatschap van de Europese Unie zal moeten opgeven als het binnen nu en pakweg 3,5 jaar weer op een nee uitdraait) lijkt echter niet ongegrond. Hoewel Rasmussen er in principe naar zegt te streven om de voorbehouden in één keer in stemming te brengen, ligt de oplossing daarom mogelijk in meerdere referenda op verschillende tijdstippen.