Synodebesluit haast niet te (ver)dragen
De synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken besloot onlangs ten aanzien van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt het federatieve groeimodel nog niet in te voeren. ds. J. Groenleer vindt dit besluit haast niet te (ver)dragen.
De generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) heeft ten aanzien van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) besloten het zogenaamde federatieve groeimodel nu nog niet in te voeren (RD van 21 november). Dat zou een stap verder zijn in de richting van kerkelijke eenheid. Maar, zo oordeelde de synode, de kerken kunnen dat nu nog niet dragen.In het verleden hebben beide kerken na veel samensprekingen elkaar gevonden op punten van het belijden die juist tussen de beide kerkverbanden nogal moeilijk lagen, met name de toe-eigening van het heil. Uit die samensprekingen bleek dat er verschillende accenten worden gelegd, die echter alle binnen het raam van het gereformeerde belijden vallen. Ook in stevige gesprekken op plaatselijk niveau heb ik persoonlijk deze ervaring opgedaan. Het mooie daarvan is, dat je daarbij van elkaar leert en dus elkaar verrijkt.
Wanneer plaatselijke kerken na jarenlange ontmoetingen en gesprekken rond een open Bijbel en vanuit hetzelfde gereformeerde belijden tot hun vreugde ontdekken dat ze samen één zijn en dat ook zo veel mogelijk samen als één gemeenschap willen beleven, dan wordt er van zo’n synode-uitspraak niets begrepen. Integendeel, deze wekt bittere teleurstelling en roept de vraag op op welke gronden deze uitspraak is gedaan.
Twee maten
Die vraag is gauw beantwoord, omdat het synodebesluit daarover geen misverstand laat bestaan. In een deel van de CGK is de zorg met betrekking tot de praktijk van de prediking in de GKV niet weggenomen. Dat blijkt een onoverkomelijk bezwaar te zijn.
Nu heeft een ander deel van de CGK ook wel gemerkt dat er verschillende accenten worden gelegd. Maar het taxeert die blijkbaar anders. Het beschouwt dit in ieder geval niet als een barrière voor kerkelijke eenheid.
Het verschil van inzicht over de toe-eigening des heils in de praktijk van de prediking leeft dus ook binnen de CGK zelf. Dat is echter nooit een reden geweest om uit elkaar te gaan. Ondanks de spanningen die dit met zich meebrengt, blijft er die drang om elkaar vast te houden. Heeft dáárom de synode bij haar besluitvorming ook overwogen dat zorgvuldig dient te worden omgegaan met de verschillen binnen het eigen kerkverband? Dan wordt er dus met twee maten gemeten, een handelwijze die meer lijkt op een vorm van kerkpolitiek dan van geestelijk met elkaar (ook met de GKV) omgaan.
Kerkisme
Lang heb ik geaarzeld of ik het hiernavolgende wel zou schrijven. Wellicht dat iemand er een bittere ondertoon in proeft. Het zij zo. Als publiekelijk door synodeleden verklaard wordt dat het ons (christelijk gereformeerden) in de genen zit om elkaar te zoeken en vast te houden, en dat dit uit allerlei synodebesluiten blijkt (Nederlands Dagblad van 8 december), dan neem ik de vrijheid om daar publiekelijk ook iets anders tegenover te stellen.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat we ons -gelet op onder andere de besluiten met betrekking tot de GKV- op deze manier vermeien in een kerkelijk provincialisme dat in het licht van Christus en Zijn Koninkrijk ronduit beschamend is. Een ander woord daarvoor is: kerkisme. Hoe lang nog houden we (CGK) het vol om met allerlei kerken van gereformeerd belijden in Nederland contacten te zoeken en te onderhouden om daarna weer allerlei redenen te vinden om toch niet al te dicht bij elkaar te komen? Zijn we zo geen onbetrouwbare gesprekspartners op het gebied van de (kleine) oecumene? Willen wij wel de eenheid van de kerken?
Hoe lang nog kunnen plaatselijke kerken het verdragen dat de met blijdschap en dankbaarheid gevonden eenheid tussen de GKV en de CGK ter plaatse telkens weer in twijfel wordt getrokken door (een deel van) de meerdere vergaderingen? Hoe lang nog kunnen wij verdragen dat daarbij allerlei bezwaren worden opgediept waarover allang overeenstemming is bereikt? Hoe lang nog kunnen we verdragen dat het deel van de kerken dat grote zorg heeft met betrekking tot de prediking in de GKV, ook veelal dat deel is dat niet daadwerkelijk plaatselijke gesprekken voert?
Hoe lang nog kunnen we verdragen dat broeders en zusters van de GKV met wie we ons in Christus verbonden weten en met wie we dat ook plaatselijk beleven, op meerdere vergaderingen van de CGK worden getekend op een manier waarin wij die broeders en zusters volstrekt niet herkennen?
Hoe lang nog kunnen we verdragen dat er haast lyrisch wordt gedaan over de wil om elkaar binnen de CGK vast te houden, ondanks verschillen die er zijn, terwijl juist diezelfde verschillen worden aangevoerd om de GKV buiten de deur te houden?
Omgedraaid
De synode sprak uit om het samenwerken en nauwer kerkelijk samenleven met de GKV op plaatselijk niveau voluit te willen stimuleren en te faciliteren. Heeft de synode wel begrepen dat dit in de praktijk niet zal werken? Want wanneer een plaatselijke gemeente verder wil komen, moet ze eerst naar de classis. En bij de classis vinden we weer dat deel van de kerken dat zorgen heeft met betrekking tot de prediking in de GKV. En als dat deel net de meerderheid heeft en niet van standpunt verandert, gaat het niet door. Het klinkt ongeestelijk, maar dit is de praktijk.
Jarenlang hebben we de GKV verweten dat zij meenden de enig ware kerk te zijn. In de kerkelijke praktijk van vandaag doe ik een andere ontdekking. De rollen lijken nu te zijn omgedraaid. Niet de GKV menen nog langer de enig ware kerk te zijn, maar de CGK, of in ieder geval dat deel van de CGK dat moeite heeft met de prediking in de GKV. Dat wordt niet gezegd en ook niet bedoeld, maar in de praktijk van de kerkelijke vergaderingen functioneert het wel zo.
De auteur is predikant van de christelijke gereformeerde kerk te Woerden.