Pracht en praal van Palma
Imposante historische gebouwen, fraaie architectuur en smalle idyllische straatjes kenmerken de hoofdstad van het mediterrane eiland Mallorca. Maar ook in Palma staat de tijd niet stil. In de haven vormen luxe helderwitte cruiseschepen een merkwaardig contrast met de eigenlijke stad die nog steeds de sporen draagt van christenkoningen, Arabische heersers en joodse handelaren.
Koning van Aragón, Jaume I, beschreef Palma al in 1229 als „de mooiste stad die ik ooit heb gezien.” Hij veroverde Palma, toen nog Medina Mayurqa geheten, na een drie maanden durende belegering op de moslims.Iedere bezoeker van de stad moet zich het oordeel van Jaume I goed kunnen voorstellen. Van elke periode uit de veelbewogen geschiedenis van Mallorca zijn de sporen in Palma terug te vinden. Symbolisch voor de stad is de enorme kathedraal, in het Catalaans La Seu genoemd. Het bouwwerk staat te boek als de kostbaarste architecturale schat van de eilandengroep Balearen waartoe naast Mallorca ook Menorca, Ibiza, Formentera en Cabrera behoren.
Tussen de stadsmuren waarachter de kathedraal schuilgaat en de baai van Palma wuiven de palmbomen. De diepblauwe Middellandse Zee voert een verkoelende bries aan. In de haven spuwen twee enorme cruiseschepen hun lading toeristen uit, terwijl de veerboot naar Barcelona juist het ruime sop kiest. Druk autoverkeer raast over de Ronda Litoral, de rondweg die langs de haven voert. Luid getoeter als een ongeduldige Mallorquinse automobilist zich stoort aan toeristen die onzeker een parkeerplek zoeken.
De drukte rond de haven vormt een grote tegenstelling met de weldadige rust die heerst in Parc de la Mar dat als het ware het voorportaal vormt van de kathedraal. De bekende kunstenaars Josep Lluís Sert en Joan Miró ontwierpen het park dat in de jaren zestig aangelegd werd tussen de zuidelijke stadsmuren en de Ronda Litoral. Een fontein spuwt het water van het kunstmatige meer metershoog de lucht in. De kathedraal, een van de belangrijkste gotische bouwwerken van Spanje, torent majestueus boven de stad uit. Het goudkleurige zandsteen van het bedehuis tekent zich scherp af tegen de helderblauwe lucht.
Links ervan ligt Palau de l’Almudaina, een Arabisch woord voor citadel. Dit onderkomen van koning Jaume II is na 1309 gebouwd. Sierlijke bogen in Moorse stijl geven het paleis een chique aanzien. Tegenwoordig huist het hoofdkwartier van het leger in het gebouw. Bovendien vormt het de officiële residentie van de Spaanse koning Juan Carlos, die regelmatig zijn vakantie op Mallorca doorbrengt.
De afmetingen van de kathedraal La Seu liegen er niet om. Ze zijn te vergelijken met die van de dom van Keulen en die van Milaan. De gotische tempel is 121 meter lang, 55 meter breed en niet minder dan 44 meter hoog. Het frappante is dat op de plek van de kathedraal vroeger een moskee stond die de Moren er hadden gebouwd. De moskee diende in de eerste honderd jaar van de bouw van de kathedraal nog als onderkomen voor de rooms-katholieke kerkgangers. In totaal duurde de bouw van de kathedraal bijna 400 jaar. In de loop der tijd heeft La Seu nog diverse aanpassingen ondergaan. De meest recente bijdrage is de bouw van een kapel die het werk is van de beroemde Mallorquinse kunstenaar Miquel Barceló.
Bij binnenkomst door de noordelijke ingang Portal de l’Almoina bevindt zich het kathedraalmuseum. In grote glazen vitrines liggen allerlei kunstig versierde attributen, waaronder een beroemd reliekschrijn.
In de kathedraal weerkaatsen de stemmen van honderden toeristen tegen de stenen gewelven. Camera’s flitsen onophoudelijk in het schemerige bedehuis. Niet minder dan veertien pilaren dragen het machtige plafond. Opvallend zijn de zeven kleurige roosvensters waarvan die boven het altaar het grootste is. Het venster heeft een doorsnee van 12 meter en bevat 1236 stukjes gebrandschilderd glas.
Aan de overkant bevindt zich een blind raam in de wand, een litteken van de aardbeving die Palma in 1851 trof. Men moest de westelijke gevel herbouwen, omdat de muur barsten vertoonde. Daarom is aan de buitenzijde een nieuwe muur opgetrokken. Boven de noordelijke ingang van het bedehuis bevindt zich het orgel van orgelbouwer Jordi Bosch. Met 3800 pijpen en vijf klavieren is het zeker geen klein instrument. Orgelklanken zijn echter niet te horen. De tekst uit een folder leert dat het orgel alleen nog gebruikt wordt tijdens een jaarlijks klassiek orgelfestival in oktober en op bruiloften.
De kathedraal mag door zijn omvang veel aandacht trekken, ook kleinere bezienswaardigheden in de stad zijn de moeite waard. Zo bevindt zich in het oude stadscentrum nog een hammam (badhuis). Het is een van de weinige bouwkundige herinneringen aan de Moorse aanwezigheid. Een koepel rust op grillig gevormde pilaren. De voormalige vloerverwarming bevindt zich nog in originele staat. Het badhuis is min of meer bij toeval ontdekt. De bewoners van het nabijgelegen huis wilden een grotere tuin. Ze sloopten daarom een naastgelegen woning en ontdekten de Moorse sauna.
Inquisitie
In het noordelijk deel van het oude stadscentrum van Palma ligt het Plaça Major. Een jongleur probeert wat passanten te vermaken. Geroezemoes van stemmen klinkt op tussen de hoge zuilengangen die het plein omgeven. De plek is het domein van vele restaurantjes en terrasjes. Hoe anders was dat eeuwen geleden toen het hoofdkwartier van de Inquisitie er zetelde, de rechtbank van de Rooms-Katholieke Kerk. Op het Plaça Major stroomde ooit het bloed van honderden mensen die van de roomse leer afweken. De enige herinnering aan deze bloedige periode is een straatnaambordje in de buurt van het plein: Costa de la Inquicisió.
Ook joden waren slachtoffer van de Spaanse Inquisitie. In Palma getuigt een joodse wijk -El Call- nog van de aanwezigheid van deze gemeenschap. Daartoe behoorden onder meer de wijze rabbi Simon Ben Tsemah Duran en de belangrijke astronomen Isaac Nifoci en Vidal Efraim. Maar de joodse wijk in Palma genoot vooral wereldwijde bekendheid door de aanwezigheid van een cartografenschool onder leiding van Cresques Abraham en zijn zoon Jafudah Cresques.
De Roomse heersers Ferdinand en Isabella tekenden op 30 maart 1492 een decreet om alle joden en moslims uit Spanje te verdrijven, tenzij ze tot het rooms-katholieke geloof zouden overgaan. Een groot deel van de joden was de hoofdstad Palma echter al een eeuw eerder ontvlucht. Burgers van het platteland kwamen in 1391 met geweld in opstand tegen de hoge belastingen die ze de elite in de stad -onder wie de joden- moesten betalen.
Herenhuizen
Karakteristiek in het centrum van Palma zijn de vele fraaie binnenplaatsen van herenhuizen, ook wel patio’s genoemd. Can Bordils is zo’n middeleeuws optrekje. Tegenwoordig huist het gemeentelijk archief erin. Het zonlicht beschijnt de fraaie zuilengangen en de planten die op de binnenplaats staan. Een trap met sierlijk bewerkte houten spijlen leidt naar boven. In het midden van het binnenpleintje zit een gat waarin men vroeger regenwater opving. Een haak in één van de zuilen getuigt nog van de plek waar vroeger de weegschaal hing als burgers er met elkaar handelden. De pleintjes speelden een belangrijke rol in het sociale leven van de stad. De semipublieke plekken gebruikten bewoners voor allerlei doeleinden. Kinderen konden er spelen, buren maakten er een praatje en ze fungeerden als marktplaats.
De luxe woningen waren veelal eigendom van Mallorquinse schippers die door bestrijding van de piraterij op zee in de zestiende eeuw grote fortuinen verdienden. De binnenplaatsen van de huizen zijn meestal openbaar en getuigen van een groot architectonisch vernuft. Sommige huizen zijn pas in de achttiende eeuw gebouwd, maar andere stammen nog uit de middeleeuwen.
Een aantrekkelijke afsluiting van een wandeling door Palma is zonder meer de Passeig d’es Born. Fier verheffen zich twee rijen platanen die hun machtige schaduw op de driebaanspromenade werpen. Op de vele bankjes onder de bomen zoeken toeristen een koel plekje. De Passeig d’es Born vormt al meer dan een eeuw het centrum van het stadsleven.
Tussen het groene bladerdak van de platanen door is een glimp te zien van het befaamde Fundació La Caixa. Het voormalige Grand Hotel kreeg pas zijn huidige zijn naam toen de spaarbank Fundació La Caixa de restauratie financierde. De Spaanse koning Juan Carlos en koningin Sofia heropenden het gebouw in 1993. Het juweeltje -dat een plek heeft op de Werelderfgoedlijst- stamt uit 1903 en gold in de beginjaren als het belangrijkste hotel van de Balearen. Het gebouw laat zien hoe waardevolle stedelijke architectuur hand in hand kan gaan met toerisme als Mallorca’s belangrijkste inkomstenbron.
Voor meer informatie over Mallorca: www.spaansverkeersbureau.nl.