Betere tijden voor de wervende kerk
Titel: ”Verlangen naar vroomheid”
Auteur: Philipp Jacob Spener
Uitgeverij: De Groot Goudriaan, Kampen 2007
ISBN 13 978 906 140 492 7
Pagina’s: 192
Prijs: € 13,90.
Naast officiële kerkdiensten dienen er samenkomsten te komen waarin gemeenteleden, eventueel onder leiding van een predikant, elkaar ontmoeten, de Bijbel lezen en met elkaar over het gelezene spreken. Daarvoor pleit de Duitse piëtist Ph. J. Spener in zijn nu vertaalde boek ”Pia Desideria”. Toen de Frankfurtse uitgever Johann David Zunner in het voorjaar van 1675 het plan opvatte de ”Postille”, een bundel preken van Johann Arndt, opnieuw uit te geven, vroeg hij aan dr. Ph. J. Spener voor deze nieuwe uitgave een voorwoord te schrijven. Deze ”Postille” van Arndt is nagenoeg vergeten, maar het voorwoord dat Spener voor de heruitgave van 1675 schreef, is nog altijd bekend. Het werd namelijk kort daarna als een zelfstandig boekje uitgegeven onder de naam ”Pia Desideria”, vrome verlangens. Dit kleine werk is het startsein geworden voor het Duitse piëtisme. Ongeveer een halve eeuw na het begin van de beweging die wij in Nederland kennen als de Nadere Reformatie, is deze vergelijkbare beweging in Duitse landen op gang gekomen. In deze Duitse landen, geteisterd door de Dertigjarige Oorlog, was het kerkelijke leven steriel door de heersende orthodoxie. Evenals de Nadere Reformatie kent het piëtisme de onlosmakelijke verbinding van vroomheid des harten en vroomheid van de levenswandel. Dit kleine, zeer invloedrijke klassieke boek van Spener is nu in de Nederlandse taal beschikbaar, voor zover ik weet voor het eerst.
Onbekend
De eigenlijke tekst van ”Pia Desideria” wordt voorafgegaan door een korte verantwoording van de vertaler. Wie deze vertaler is, blijft onbekend. Hij noemt zijn naam niet. Daarna volgt een royale inleiding, 41 bladzijden, van de hand van Theodore G. Tappert. Ook deze Tappert wordt helaas nergens aan de lezers voorgesteld. Meer dan dat hij redacteur was van de Seminar Editions en een Engelstalige editie van de ”Pia Desideria” heeft verzorgd, komen zij van hem niet te weten. De heldere inleiding van Tapperts hand is voorzien van een flink aantal literatuurverwijzingen, meest in de Engelse taal. De vertaler heeft behalve de Engelse editie ook de bekende uitgave van de ”Pia Desideria” door Kurt Aland benut.
Theodore G. Tappert was, zo vond ik, van 1930 tot 1973 hoogleraar aan het Luthers Theologisch Seminarie in Philadelphia. Hij heeft een aantal belangrijke xxvertalingen van? werken uit de lutherse traditie in de Engelse taal op zijn naam staan. De inleiding van de hand van deze hoogleraar is van belang voor het verstaan van de achtergrond van Speners ”Pia Desideria”. Overigens slaat hij in het verre Amerika de plank mis wanneer hij van Speners vader vertelt dat deze raadsman van de hertog van Rappoltstein was. Rappoltstein had in die tijd slechts een ”heer Von Rappoltstein” en geen hertog. En wanneer de vertaler ”Konsistorium” door ”kerkenraad” weergeeft, is dat niet correct, evenals het woord ”prinsdommen”.
En er zijn meer foutjes aan te wijzen, maar daar staat tegenover dat de vertaling zich heel goed en vlot laat lezen. Daarbij heeft de vertaler de vrijheid genomen woorden te gebruiken die rond 1700 nog niet of nauwelijks bekend waren, zoals ”kader”, ”monopolie”, ”arrogant”, ”activiteiten”. Had hij er ook niet goed aan gedaan, omwille van het luthers coloriet, bij de aanhalingen uit de Heilige Schrift niet de Statenvertaling te gebruiken, maar de vertaling van Luther in de Nederlandse weergave van ds. A. Visscher?
Wat mij trof is dat er tussen 1610 en 1675 meerdere publicaties zijn verschenen in de geest van Arndt. Maar deze sloegen blijkbaar niet aan. Dat was met het boekje van Spener wél het geval. Blijkbaar was de tijd er rijp voor. Van de kille orthodoxie ging niets meer uit.
Beloften
In drie hoofdstukken zet Spener zijn gedachten uiteen. Eerst stelt hij de diagnose. Hij doet dit omzichtig, bescheiden én beslist. Hij noemt en beklaagt de innerlijke dorheid en onvruchtbaarheid bij de drie standen in de Lutherse Kerk. Overal is het bederf binnengeslopen. Opmerkelijk is het dat Spener nog uitgaat van de drie standen: de wereldlijke overheid, de geestelijke stand en het volk!
Ook signaleert hij dat de kerk geen enkele werfkracht meer bezit voor de joden, voor wie er toch goddelijke beloften zijn. Vervolgens wijst hij op beloften van God, die op betere tijden voor de kerk doen hopen. In het derde en laatste deel doet hij een aantal voorstellen om tot verbetering van de situatie komen. Wat vooral gebeuren moet, is dat het Woord van God rijkelijker tot de mensen wordt gebracht. Naast de officiële kerkdiensten dienen er ”collegia pietatis” te komen, samenkomsten waarin gemeenteleden, eventueel onder leiding van een predikant, elkaar ontmoeten, de Bijbel lezen en met elkaar over het gelezene spreken. Spener wijst in dit verband, en dat was iets nieuws in die dagen, op het algemeen priesterschap van de gelovigen.
Spener wijs ook op de twee-eenheid van weten én een gelovige levenspraxis. Hij stelt zich teweer tegen de felle discussies en scheldpartijen in de kerk van zijn dagen en benadrukt dat de waarheid in liefde moet worden gezegd en met het leven van de gelovigen bevestigd. Ook de studie van de theologie dient op de praktijk van het geloven en het leven gericht te worden, opdat de prediking meer kan aandringen op het ware geloof met zijn vruchten. Ondanks alle verschil in tijd en cultuur spreekt Spener nog steeds aan.
Wellicht meer dan Spener heeft durven vermoeden sloeg zijn boekje in. Het werd tot de agenda voor zijn verdere werk en dat van het Duitse piëtisme. Het is goed dat dit nu in onze taal is beschikbaar. De prijs behoeft allerminst een bezwaar te zijn. Uitgeverij De Groot Goudriaan gaf het keurig uit, gebonden en voorzien van een register. Ook is opgenomen de inhoudsopgave van de appendices van J. H. Horb en J. Stoll, die aan uitgaven ná die van 1675 werden toegevoegd.