Kerk & religie

Armoede in helft kerken CGK

HILVERSUM - In de helft van de christelijke gereformeerde kerken signaleren diakenen armoede onder gemeenteleden. Gemiddeld gaat het om drie huishoudens per gemeente, met een maximum van vijftien.

Van een medewerker
3 December 2007 09:57Gewijzigd op 14 November 2020 05:20

Ciska Otten-Jongkind, studente aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), presenteerde deze gegevens zaterdag op de jaarlijkse christelijke gereformeerde diakenendag. Thema was: ”Armoede onder ons?!”.Recent onderzoek in de Protestantse Kerk in Nederland toonde aan dat ruim 70 procent van deze gemeenten bekend is met armoedeverschijnselen onder de leden. Ottens studie in de Christelijke Gereformeerde Kerken laat zien dat de cijfers ook in deze zogenaamde ”middenklasserskerk” behoorlijk hoog zijn.

De helft van de kerken heeft aangegeven beleid te hebben geformuleerd voor het omgaan met armoede. Ruim de helft van de diaconieën schat in dat de werkelijke armoede groter is dan bij hen bekend is. Praktisch gezien gaat het om gemeenteleden met schulden, zonder betaald werk, alleenstaande ouders, mensen met psychische problemen, ouderen, asielzoekers, zieken en gehandicapten.

Uit het onderzoek van Otten-Jongkind blijkt dat diaconieën vooral gemeenteleden met schulden (45 procent) steunen, daarna volgen mensen zonder betaald werk (40 procent) en alleenstaande ouders (34 procent).

Ruim 80 procent van de diaconale hulpverlening bestaat uit financiële middelen. In 50 procent van de gevallen verschaft de diaconie een lening. Diakenen tonen verder grote inzet door middel van het invullen van formulieren, het helpen budgetteren en doorverwijzen. Vier procent van de kerken, waarvan ruim de helft deelnam aan de enquête, heeft een speciale diaken voor armoedebestrijding.

A. H. van Delden, directeur van Stichting Christelijke Schuldhulppreventie, verzorgde een workshop over het voorkomen van armoede. „Zeven van de tien mensen die aankloppen om hulp bij instanties, kunnen niet meer worden geholpen omdat ze al te diep in de problemen zitten. Tijdens een traject blijkt het vaak nog niet te lukken. Uiteindelijk worden dus maar twee op de tien gevallen werkelijk geholpen. Juist op het gebied van de preventie is er veel winst te boeken.”

Van Delden, die in diakenen „Gods grootste buitendienst” ziet, wil hen met zijn stichting toerusten. Hij verzorgt signaleringscursussen, waarin diakenen getraind worden om boven water te krijgen of iemand in de problemen zit. „Het is zaak dat diakenen in de gemeente een sfeer creëren waarin iemand durft aan te kloppen. Omdat de continuïteit in diaconieën nog wel eens te wensen overlaat, geef ik in overweging een kleine adviescommissie in het leven te roepen. Daarin kan kennis worden gebundeld en mensen kunnen er gemakkelijker terecht.”

Deputaat diaconaat T. T. Drayer-Quist liet aan de hand van praktijkvoorbeelden zien dat mensen behalve aan financiële ook aan emotionele armoede kunnen gaan lijden. „Je ziet dat mensen op bed blijven liggen en niets doen. Waarom? Omdat ze gewoon niet weten wat ze kunnen doen en hoe ze uit de startblokken kunnen komen. Vervolgens voelen ze zich daardoor nog eens extra onprettig.”

De overheid wil van een verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij met onderlinge solidariteit. In 2002 werd de eerste voedselbank opgezet om mensen die buiten de boot vallen, te helpen. CHE-studente Marilieze Vroegindeweij presenteerde onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat ruim 37 procent van de christelijke gereformeerde diaconieën op de een of andere manier bij een voedselbank is betrokken, bijvoorbeeld door middel van giften of het organiseren van vrijwilligers uit de gemeente. Bijna 12 procent van de kerk- of verenigingsgebouwen is in gebruik als steun- of uitgiftepunt.

De diaconie van Hilversum-Centrum signaleerde op de diakenendag dat in de regio slechts 3 procent van de klanten oudere is. Dat is volgens Vroegindeweij vergelijkbaar met landelijke cijfers. Ouderen voelen zich meer dan gemiddeld bezwaard om bij een voedselbank aan te kloppen.

„Bijbels gezien”, stelde ds. K. T. de Jonge uit Nieuwegein, „zitten armen als het ware op de eerste rij. Er is veel aandacht voor. De lijn in de Bijbel is: armoede mag niet, maar komt wel voor. Het Oude Testament bevat praktische regelingen om er een eind aan te maken, zoals het sabbats- en het jubeljaar. Armen mogen nalezingen houden op het land. Zij delen in de gastvrijheid op de grote feesten. Wie aan de arme geeft, staat in de Bijbel hoog genoteerd.”

Volgens het Nieuwe Testament, aldus de predikant, is Jezus gekomen om te dienen. „In Zijn voetspoor is de gemeente een delende gemeente. Wie van het offer van Christus weet, kan zijn hand én zijn hart niet gesloten houden voor de armen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer