Verkiezingsleer geen rem op evangelisatie
ASHEVILLE - Baptisten die in hun prediking nadruk leggen op de verkiezing hebben nagenoeg dezelfde gedrevenheid ten aanzien van zending en evangelisatie als baptisten die het arminiaanse standpunt zijn toegedaan. Die conclusie werd getrokken tijdens een driedaagse conferentie -deze week- van de Zuidelijke Baptisten, in de Amerikaanse plaats Asheville.
Karikaturen en misverstanden hindert de dialoog over de betekenis van het orthodox-calvinisme zoals die wordt gevoerd bij de Zuidelijke Baptisten (Southern Baptists) - met 16 miljoen leden de grootste protestantse denominatie in de Verenigde Staten. Daarom organiseerden Founders Ministries en het seminarie van de Zuidelijke Baptisten in Louisville een driedaagse conferentie in Asheville met als thema ”Bruggen bouwen”.Founders Ministries werd in 1982 opgericht om het calvinistisch gedachtegoed, waarbij de verkiezing een belangrijke rol speelt, onder de baptisten uit te dragen; het seminarie in Louisville heeft sinds het aantreden van Albert Mohler als rector een procalvinistische signatuur gekregen. Aan de conferentie namen 550 theologen deel.
Uit een onderzoeksrapport van LifeWay Research blijkt dat het onterecht is om baptisten die de predestinatie een belangrijke plaats geven te verwijten dat zij nauwelijks aandacht hebben voor de nood van de niet-christelijke naaste en dat zij werfkracht missen. Onderzoeksleider dr. Ed. Stetzer van LifeWay stelde dat calvinistische baptisten ook veel aandacht hebben voor zending en evangelisatie.
Ook het aantal dopelingen in baptistengemeenten met een calvinistische signatuur verschilt nauwelijks van die met een meer arminiaanse inslag. Wel is er onderscheid in kerkbezoek. „Diensten van niet-calvinisten worden drukker bezocht dan die van predikers van de verkiezing.”
tussenkop (u16(Grote opdracht
In de slotlezing riep de vooraanstaande baptist Daniel Akin op tot hernieuwde en gezamenlijke aandacht voor „de grote opdracht: een zoutend zout zijn en het verlorene zoeken.” Hij waarschuwde de congresgangers er voor de onderlinge verschillen niet groter te maken dan ze zijn. Zowel voor arminianen als voor calvinisten is volgens hem plaats binnen de Zuidelijke Baptisten.
Hij riep de congresgangers op zich vooral in te spannen voor een Bijbelse prediking. „De kansel is geen katheder voor een theologisch dispuut.”
Bovendien constateerde hij dat de preekstoel in veel gevallen niet meer was dan „een zeepkist waarop een help-uzelfmethode” werd aangeprezen. „Een prediker moet echter eerbiedig luisteren naar hetgeen de Heere in Zijn Woord zegt. Daarvoor moet hij graven in dat Woord en daarna hetgeen hij heeft overdacht met liefde en aandrang verkondigen aan mensen die verloren dreigen te gaan.”
Akin pleitte heel nadrukkelijk voor een nieuw evangelisatorisch elan. „Dat moet calvinisten en arminianen verbinden, zoals Whitefield en Wesley zich ondanks hun verschillende theologische opvattingen aan elkaar verbonden wisten.”
De heftigheid van het debat tussen calvinisten en arminianen heeft volgens Akin de werfkracht van de Zuidelijke Baptisten ernstig verlamd. „Sommigen zien het calvinisme als gevaar voor evangelisatie. Maar het beperkt aantal dopelingen in alle baptistenkerken kan niet alleen op het conto van de calvinistische baptisten worden gezet. Dat is een gezamenlijke schuld.”
tussenkop (u16(Karikaturen
De missioloog Charles Lawless, werkzaam aan het Billy Grahaminstituut in Louisville, waarschuwde voor het cultiveren van karikaturen. Arminiaanse baptisten wordt vaak verweten zich meer te bekommeren om aantallen bekeerlingen dan om theologische zuiverheid. Hij gaf aan dat calvinistische baptisten ook nadrukkelijk aandacht hebben voor gemeentegroei.
Zijn coreferent, de kerkhistoricus Nathan Finn, ging in op de misverstanden rond calvinistische baptisten. Zij zouden een gevaar zijn voor het evangelisch elan van de Zuidelijke Baptisten. Finn bestreed dat. „Het is puur calvinistisch om zorg te hebben over verlorenheid van de wereld en daarom het evangelie te prediken.”
Wel gaf hij toe dat de calvinisten in het algemeen er moeite mee hebben om tijdens de kerkdiensten mensen uit te nodigen om publiekelijk voor Jezus te kiezen. „Dat betekent echter niet dat ze in de preek geen nodiging zouden doen uitgaan.”
Evenzo noemde hij het onterecht om het orthodox-calvinistische standpunt omtrent de verkiezing te definiëren als hypercalvinisme. „Dat is een vertekening. Hypercalvinisten hebben alleen aandacht voor de leer van de verkiezing en de verwerping. Een echte calvinist weet van de verkiezing maar laat ook de menselijke verantwoordelijkheid recht overeind. Zo blijft de preek spannend.”