Kosovo als testcase voor EU
De onderhandelingen over de toekomstige status van Kosovo naderen de door de VN-Veiligheidsraad vastgelegde deadline van 10 december. In Brussel valt een groeiende bezorgdheid te beluisteren. Mogelijk wordt door deze kwestie binnenkort in de EU de eenheid op het gebied van de buitenlandse politiek weer eens flink op de proef gesteld.
Portugal, tot het einde van dit jaar voorzitter van de Unie, krijgt volgende maand waarschijnlijk nog een lastig dossier op zijn bordje. Lukt het om daadkracht te tonen en de rijen gesloten te houden als de genoemde regio op de Balkan, die tot dusver deel uitmaakt van Servië, eenzijdig de onafhankelijkheid uitroept? Verdeeldheid tussen de lidstaten dreigt over het wel of niet erkennen van die stap.De Duitse bondskanselier Merkel gaf enkele dagen terug wijselijk geen antwoord op de vraag wat volgens haar de gezamenlijke reactie moet zijn. Het bleef bij een ontwijkende opmerking: „Voordat dit eventueel aan de orde komt, dienen we eerst alle kansen te benutten voor het vinden van een harmonische oplossing.”
Aanstaande maandag zit in de buurt van Wenen de zogenaamde trojka, het team van onderhandelaars van de EU, de VS en Rusland, opnieuw aan tafel met vertegenwoordigers van de regeringen in Pristina en Belgrado. Niemand koestert eigenlijk nog hoop op een doorbraak. De posities zijn onwrikbaar, zo bleek de afgelopen tijd.
We horen steeds een herhaling van de bekende opvattingen. De autoriteiten van Kosovo zetten in op de vorming van een geheel zelfstandige natie, in lijn met wat de Albanese meerderheid van de bevolking eist. Servië biedt wel de meest vergaande autonomie aan, maar weigert te accepteren dat de provincie, waarover het trouwens sinds 1999 weinig meer te vertellen heeft, zich volledig afscheidt. Allerlei varianten om deze standpunten met elkaar te verzoenen, zijn al uitgebreid de revue gepasseerd. Het leverde geen enkel resultaat op.
Het ziet ernaar uit dat premier Hashim Thaci, die met zijn partij de recente parlementsverkiezingen won, spoedig na 10 december de onafhankelijkheid zal proclameren. Voor de EU is dat een allerminst aantrekkelijk perspectief. Die ontwikkeling brengt immers het risico mee van weer toenemende destabilisering in de contreien van voormalig Joegoslavië. Zo mag je niet uitsluiten dat de Servische Republiek (Srpska) in Bosnië-Herzegovina eveneens de weg inslaat naar een afsplitsing. Voor je het weet breken er nieuwe conflicten en vijandelijkheden uit, met vluchtelingenstromen als denkbaar gevolg.
Maar binnen de EU leeft ook vrees voor interne spanningen over hoe te handelen. Tegen de achtergrond van een en ander klonken er begin deze week rond een vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken van diverse zijden pleidooien aan het adres van Kosovo om toch vooral voorzichtigheid te betrachten.
De VS hebben aangekondigd dat zij, anders dan Rusland, de onafhankelijkheidsverklaring zullen erkennen. In de EU voelen sommige lidstaten er waarschijnlijk voor hetzelfde te doen. Maar er zijn ook pertinente tegenstanders van steun voor een dergelijk besluit van Pristina: Griekenland en Cyprus bijvoorbeeld; en Spanje, dat beseft dat er binnen zijn eigen grenzen ook separatistische krachten werkzaam zijn. Nederland houdt zich tot dusver op de vlakte.
De EU heeft bij eerdere gelegenheden getoond niet uit te blinken in eensgezindheid bij de benadering van internationale brandhaarden. De effectiviteit van het gemeenschappelijk buitenlands beleid laat dan nog wel eens te wensen over. Wellicht wacht er een volgende testcase op dit punt. Op 14 december zijn de regeringsleiders bijeen voor een top in Brussel. Het zou niet verbazen als Kosovo dan prominente aandacht vraagt.